Zeven verhalen over een verdwenen ballerina

77

Lyanna (Slot)

Emma Stomp

Iedereen zei altijd dat ik zoveel geluk had. Dat mijn ouders eindelijk iets hadden om naar uit te kijken nu ze in het grijze Nederland woonden en vastzaten aan geestdodende banen. Dat er zoveel meisjes waren die in mijn (ballet)schoenen wilden staan. Dat het een sprookje was. Als ik een slechte dag had wilde ik tegen al die mensen zeggen dat het ze zelf maar eens moesten proberen. Probeer maar eens dagen van twaalf uur te maken, probeer maar eens door al je blessures heen te dansen. Probeer überhaupt maar eens op spitzen te gaan staan.

Ik dacht dat verdwijnen de oplossing zou zijn. Geen repetities en kritische balletmeester. Geen recensenten die elke verkeerde stap zagen, altijd weer iets te zeiken hadden. Ik werd gek van al die prikkende ogen van het corps de ballet, vande ballerina’s die weliswaar tegen me opkeken maar het me ergens ook misgunden. Ik werd zelfs gek van de mensen die het beste met me voor hadden. Misschien wel omdat ze me op een voetstuk plaatsen. Omdat ze me niet konden ze zien als een van hen.

De stewardess spreekt me aan in het Georgisch, vraagt om mijn ticket. Ik loop naar mijn stoel en ik ben blij met mijn plekje bij het raam, dat ik straks nog een laatste blik kan werpen op de Zwarte Zee als het even mee zit.

Natuurlijk bracht mijn vertrek een aardverschuiving teweeg. De kranten puilden uit en de politie werd ingeschakeld. Astrid zag eindelijk haar kans schoon om in de spotlights te staan bij een juicekanaal. Ze bracht de grootste onzin de wereld in. Dat ik nog steeds een van haar beste vriendinnen ben, terwijl ik haar al jaren niet meer spreek. Het balletgezelschap liet weten dat ze mijn plotselinge verdwijning ‘betreurden’ en het ‘een enorme schok was’. Onderaan het bericht stond in dikgedrukte letters het nummer van de politie. Anderen bleven stil.

Ondertussen maakte ik lange wandelingen door de bossen, reed ik paard door de bergen, spoorde ik oude familieleden op die ik dwong niets over mijn plotselinge bezoek te vertellen. Natuurlijk belde uiteindelijk één van hen mijn moeder op. Waarschijnlijk had ik hetzelfde gedaan als ik een van mijn tantes was geweest.

Mijn spieren begonnen te zeuren, smeekten om arabesque’s en grand jetés. En toen wist ik het. Wat je eenmaal in je lichaam hebt gestopt gooi je er niet zomaar meer uit. Het lichaam vormt je. Ik kon niet zomaar uitwissen wie ik geweest was. Ik huilde bij het meer van Tobavarchkhili.

De stewardess zegt dat we onze stoelriemen vast moeten maken. Ik check nog een keer mijn berichten voordat ik mijn telefoon uitzet. Het laatste whatsappje is van Bas.

Ik jou ook, stuur ik terug.