Waarom wil ik haar zo graag alles vertellen? Ik kom slechts voor het kastje. Die van de advertentie en dan praat ik maar door. Over hoe mijn achterkamer al leeg is en kijk, dit wordt het behang. Ik leg uit dat het van een verzamelaar komt, want dit behang vind je tegenwoordig nergens meer, ziet u, dat patroon, waar wordt dat tegenwoordig nog gemaakt? En dan ongeveer zo’n wastafel, en dat ik nog niet uit ben over het plafond, omdat ik de kleur niet meer voor me kan zien en hoe angstig me dat af en toe maakt. Dat herinneringen langzaam vervagen, of vervormen, of verdraaien, ik kom niet op het juiste woord, hier op de stoep van Aldo_1973.
‘Hoe heet u eigenlijk? U lijkt niet op een Aldo_1973…’
‘Mijn man,’ zegt ze.
‘Dacht ik al,’ zeg ik.
‘Je komt voor het kastje?’
‘Klopt.’
‘Je bent een verzamelaar?’
‘Nou niet helemaal.’
Ze laat het kastje zien en ik schreeuw het uit. Ze schrikt. ‘Sorry,’ roep ik, en daarna: ‘Exact! Exact! Exact!’
Dit is ons kastje, van Jonathan en mij. Ik trek gelijk de bovenste lade open, prop mijn hand naar binnen en voel in de hoekjes. ‘Ja, het voelt hetzelfde, alleen…’
‘Alleen wat,’ zegt ze.
‘Het laatje is kleiner dan in het echt,’ zeg ik.
‘In het echt?’
‘Het voelt alsof er ruimte mist.’
Ik vraag of het binnenhout is uitgezet. Of is het kastje na verloop van tijd geslonken, in zijn geheel kleiner geworden om ruimte te maken voor de andere meubels in deze woonkamer? Ik stop mijn tweede hand in het laatje, probeer mijn onderarm erin te proppen en terwijl ik duw en duw valt mijn blik op de donkere haren op mijn arm. ‘Welnee,’ roep ik, ‘het is niet het kastje dat het probleem is. Mijn handen zijn slechts groter, ik ben gegroeid. Het kastje is perfect! Ik neem ‘m Aldo, ik neem ‘m.’
‘Vijftig euro,’ zegt ze. Ik geef haar zestig.
‘Dat is te veel.’
‘Geef niet.’
‘Dat is aardig.’
‘Geeft niet,’ zeg ik nog eens.
Ze vertelt dat het kastje nog van haar oma was. Een keurige vrouw met knokige handen. En die oma bewaarde alle fotoboeken van haar oma’s in datzelfde kastje en ik zeg dat het niet klopt. ‘Het klopt niet Aldo, of nou ja, voor jou klopt het, maar als jij nu andere verhalen gaat verzinnen bij dit kastje klopt het niet, snapt u?’ Ze kijkt bedenkelijk.
‘Ik verzin dit niet,’ zegt ze.
‘Weet ik ook wel,’ zeg ik.
‘Nou dan.’
‘Wat, nou dan.’
‘Ik verzin de verhalen over mijn oma niet!’
Ik moet het waarschijnlijk beter uitleggen. Dat zeiden ze tegen me op de universiteit. Beter uitleggen, want zo ben jij de enige die het begrijpt. Iedereen in de werkgroep was het daar mee eens, dat zag ik aan hun achterbakse blikken. Of nee, ze waren niet achterbaks. Ik studeerde Communicatiewetenschap en als je dan niet kan uitleggen wat je bedoelt, dan is het logisch dat de mensen vreemd naar je kijken.
‘Aldo, luister. Mijn achterkamer dus, heeft exact dezelfde afmetingen als onze slaapkamer van vroeger. En dat is geen toeval, begrijpt u. Daar moet ik iets mee. Dus als straks dat behang en het plafond precies zoals vroeger, als onze kinderkamer, en dan dit kastje links van Jonathans raam, misschien dat ik het dan weer terugvind. Als alles weer hetzelfde is. Aldo, snapt u?’
‘Mijn man heet Aldo,’ zegt ze.
‘Ja, dat weet ik wel,’ zeg ik.
‘En ik snap het niet.’
‘Geen probleem.’
‘Fijne dag.’
‘Geeft niet.’