ze zeggen dat de huizen waar mensen opgroeien zich in hun lichamen vastzetten
de basis vormen van hun dromen
de ruimtes zijn zich naar hun bewoners gaan gedragen
hun lichamen en geesten, de mijne en die van hen die voor mij kwamen
via de kinderen leren de huizen opnieuw over ouder worden
een plaats leren kennen is als een taal leren spreken, het vergroeien gaat als vanzelf, lijkt op een kind dat in zijn aardse lichaam groeit. het is gemakkelijker om iets te leren als een mens nog weekdier is, de schelp waarin hij groeit zijn vorm bepaalt.
als een mens vormvast geworden is, wordt het aangeleerde gedrag voor identiteit verruild
een slakkenlichaam vormt zich naar zijn huis, ik vorm mijn eigen lichaam naar de lichtval
en zo wisselt het eigendom door generaties, bij mij is het ook zo gegaan. ik ben altijd dicht bij de plekken waar ik opgroeide gebleven, maar in dromen besloot ik terug te komen,
ik werd er graag getroost door de manier waarop het licht de ruimtes betrad,
door de ramen, via de kozijnen, aangespoeld op hardhouten vloeren
buiten mijn eigen lichaam
herken ik mezelf in onveranderde plekken
leg verzamelingen aan van geluiden en gevonden dingen
het kraken van de laatste trede
de bekende kamers die op elkaar volgen
de kiezelstenen uit mijn geboortedorp
ik leg ze op volgorde van oud naar jong
in hun huid de aderen die ook vanachter mijn palmen lijken te vertakken
als ik mijn handen tegen het zonlicht houd
ik verzamel de velden in het dichtstbijzijnde dorp
de fysieke verschijning van vrije tijd op zomeravonden
het huis was niet van mij toen ik het verliet, maar door er in dromen te wonen kreeg het een woonplaats in mijn eigen lichaam. sindsdien ben ik me af gaan vragen wie wie eigenlijk bewoonde. waarmee een verhuizing overgaat in dagelijksheden, waar leven omslaat in wonen.