Vijf verhalen door vijf schrijvers waarin de vogels gestopt zijn met vliegen
Straatschrapers
Francis NagyOp 2 augustus 2023 (15:45) stoppen wereldwijd alle vogels met vliegen. Hoe ziet de wereld er nu uit? Vijf schrijvers reageren op deze gebeurtenis vanuit verschillende perspectieven.
De gans ligt in de berm. Op zijn zij, poten ingetrokken. De nek uitgestrekt waardoor de kop nog net op het asfalt ligt. Het lijf is ongeschonden. Geen bloed, geen in rare hoeken geknakte vleugels. Een schone klap. Alleen de ogen wijzen op levenloosheid, zoals ogen dat altijd doen. In films, in boeken, in het echt, ook bij ganzen. Charlie zakt door haar knieën. Vijftig meter terug, aan de overzijde van de weg, probeert Daks verwoed een overreden ekster van het asfalt los te krabben. Het is ongelooflijk hoe plat dieren kunnen worden. Een lijf dat niet lang geleden nog een vernuftige constructie van botten, vel en verendek was, zit binnen een paar uur als een sticker op de weg geplakt. Asfaltwegen zijn wat dat betreft nog te overzien. Klinkerstraten en stadspleinen zorgen voor de meest tijdrovende klussen.
Vorige week had Charlie drie dagen achtereen dienst in een woonwijk. Daks had vakantie. Ze was gekoppeld aan een meisje, nog geen achttien, dat haar taakstraf bij Detergentis moest uitzitten. Het duurde twee keer zo lang om bij het hoofdgebouw weg te komen. Het meisje weigerde werkkleding aan te doen. “Dit is fucking smerig,” zei ze toen Charlie haar een werkbroek, trui en jas overhandigde. “De kleding wordt na elke dienst gewassen,” antwoordde Charlie. Het meisje drukte haar neus in de kraag van de jas en schudde resoluut haar hoofd. “Ik ruik mens,” zei ze. Charlie keek het meisje vermoeid aan. “Ik ruik een enkeltje jeugddetentie,” antwoordde ze. Uiteindelijk trok het meisje het werktenue aan. Tergend langzaam, alsof het tenue van crêpepapier was en ze de kleren aan moest trekken zonder ze te scheuren. Op de parkeerplaats voegden ze zich bij Felix die wagendienst had. De daaropvolgende uren werkte Charlie zich in het zweet. De straten in de wijk die ze toebedeeld hadden gekregen waren van roodbruine gebakken waaltjes. Tientallen jaren geleden gelegd waardoor de voegen breed en op sommige plekken niet meer opgevuld waren. Het lijkje van een verbrijzelde mus verdween haast in z’n geheel in een gleuf tussen twee stenen. Het eerste halfuur probeerde ze het meisje zo ver te krijgen om ook vogelresten van de straat te verwijderen. Er volgde een theatrale scène met kreten van walging en kokhalsgeluiden. Charlie stak haar neus in de lucht en snoof luidruchtig. “Ruik ik nou aanstellerij?” Het meisje vloekte en beende naar de afvalwagen waar ze luidruchtig begon te facetimen met een vriendin.
*
“Daks heeft alleen maar schrapers,” zegt Zosja zodra ze de afvalwagen naast Charlie stilhoudt.
Ze leunt uit het raam. In haar mondhoek hangt een sigaret. Het verkoolde uiteinde breekt af, de as dwarrelt langs de autodeur naar beneden.
“Dit is een schone,” zegt Charlie en heft de sneeuwschuiver op alsof ze Zosja een aperitief aanbiedt.
Zosja tilt de kop van het dier op.
“Exemplaar voor de afhaalservice?” vraagt ze.
“Misschien,” antwoordt Charlie.
Al sinds het begin melden zich geregeld mensen voor de dode vogels. Straatwerkers worden van hun werk gehouden en onbemande afvalwagens geplunderd. Om nog meer hinderlijke situaties te voorkomen, is er een team opgesteld dat zich ontfermt over het verhandelen van goedgekeurde exemplaren. In een Telegramgroep worden beschikbare kadavers gedeeld en kunnen geïnteresseerden zich melden. Het zijn veelal hobbykoks met een voorliefde voor wildgerechten. Soms is het een chef-kok van een restaurant uit de omgeving. Als er gereageerd wordt op de kleinere vogels zijn het meestal taxidermisten.
“We nemen ‘m wel mee, dan kunnen ze het bij Recuperatie zelf beoordelen.”
Charlie loopt met de gans om het busje. Aan de zijkant is een ingebouwde vrieskast geïnstalleerd. Niet al te groot, een mens zou er enkel in foetushouding in passen. Ze drukt met haar elleboog op de knop van de kast. De deur springt met een klik open. Het was één van de punten die de straatwerkers inbrachten bij de evaluatiebijeenkomst. Vrieskasten met een handgreep werkten niet. Een collega was opgestaan, pakte een pak A4 papier bij de printer en zei “Dit is een zwaan.” Hij deed voor hoe hij met een zwaan in zijn handen had geprobeerd de deur van de vrieskast met zijn neus open te duwen. Aan tafel werd instemmend gebromd. Sommigen vonden het sowieso onnodig gedoe. “Ik sta nu dooie vogels te inspecteren voor een stelletje snobs,” zei één van de klagers.
Charlie legt de gans in de vriezer zoals ze de dieren vaak op de oever in het gras ziet zitten, op de buik, poten onder zich gevouwen en de kop tussen de vleugels genesteld. In de kast glinstert het aangevroren laagje ijs dat zich op de binnenwand heeft gevormd.
“Ik ben kapot,” klinkt er door de portofoon.
Charlie grinnikt. “Wil je van kant wisselen?”
“Zul je zien dat vanaf nu aan deze kant alleen maar schrapers zijn,” zegt Zosja.
Ze drukt de sigaret uit in een leeg Pringles blikje op het dashboard.
“Hij wil toch niet wisselen. Dat brengt ongeluk.”
“Denkt hij dat echt?”
Charlie haalt haar schouders op.
Hij had het de restschade van zijn vorige werk genoemd. Ze zaten, elk met één bil, op een wegwijzer-paddenstoel langs een r-weg. Hun collega stond nog met de afvalwagen bij een tankstation. De ploeg van de dag ervoor had de wagen niet goed aangesloten op de laadpaal waardoor de batterij leeg was geraakt. Ze konden zich een pauze permitteren. Het aantal aangereden vogels op r-wegen is minimaal en de getroffen vogels die er liggen zijn niet tientallen keren overreden. “Er ontglipte me te veel,” zei Daks. Hij krabde korstmos van de hoed van de paddenstoel. Achter hen liep een beek. De oever aan beide kanten begroeid met lisdodden. In de verte stonden rijen geknotte wilgen als knuisten langs de akkervelden. “Op den duur werd ik alleen al van het flikkeren van de zwaailichten kotsmisselijk.” Hij stond op. Charlie keek hoe hij een stukje de weg op liep, zijn jas openritste, zich bedacht en weer tot onder zijn kin dicht deed.
“Er liggen er nog een stuk of vier midden op de weg, zo’n tweehonderd meter terug.”
Zowel vanuit de cabine als uit haar eigen portofoon hoort Charlie Daks’ stem. Vroeger, toen haar ouders nog samenwoonden, keken haar ouders apart van elkaar tv. Haar moeder beneden in de woonkamer, haar vader in de rommelkamer waar hij een oude Aristona televisie en een vissersstoel had neergezet. Vaak keken ze hetzelfde programma. Wanneer Charlie thuiskwam en in de hal stond, hoorde ze beide televisies. De rommelkamer-tv liep iets achter op die van de woonkamer. Het ene moment focuste ze zich op het geluid beneden en was ze bij haar moeder, het andere moment luisterde ze naar de tv boven en was ze bij haar vader.
“We komen eraan,” antwoordt Zosja.
“Samen krabben!” schreeuwt Daks vanaf de overkant van de weg.
Als Charlie zich zijn kant opdraait doet hij de floss. Sinds kort kan hij, geleerd van zijn zoontje, de dansbeweging. Het ziet er onbeholpen uit. Zijn heupen bewegen schokkerig van links naar rechts. Charlie schudt haar hoofd en stapt op de treeplank van de afvalwagen.
“Vier vogels en één eekhoorn.” Daks wijst naar de overblijfselen van het knaagdier.
Het hele lijfje, op de staart na, is platgereden. Voor- en achterpoten zijn niet van elkaar te ontwarren. De kop is verbrijzeld, de snuit en kaken in een vreemde grimas op het asfalt gedrukt. De pluimstaart waait op door de voorbijrijdende auto’s. Het heeft iets feestelijks, alsof er iets of iemand onthaald wordt. Daks buigt zich over de eekhoorn. Charlie pakt twee kauwen bij hun poten en loopt ermee naar de afvalwagen. Ze ziet hoe Daks een van zijn werkhandschoenen uitdoet en zijn hand over de staart laat gaan. Ze heeft het hem een keer gevraagd, of de dode dieren hem niet te veel aan zijn oude werk doen denken. “Ze zijn al dood. Ik hoef slechts op te ruimen,” antwoordde hij.
Met de gehavende eekhoorn in zijn hand loopt Daks naar de wagen. Hij heeft zijn werkhandschoen niet aangetrokken. De staart bungelt langs zijn onderarm. Op een afstandje is het net alsof hij een sleutelbos vastheeft waar een dierenstaarthanger aanzit. Aan de sleutel van het tijdelijke huis waar Charlie met haar vader woonde hing zo’n hanger maar dan van de staart van een wasbeer. Ze klemde de sleutel weleens op haar rug achter de rand van haar broek, precies daar waar haar staartbeentje zat. “Ik ben een wasbeer,” zei ze dan tegen haar vader en vroeg hem of ze de vuilnisbak van mama overhoop moest halen. “Dat zou wat zijn,” antwoordde hij en kroelde haar even in haar nek.
“Mooie beestjes,” zegt Daks zodra hij naast Charlie staat.
Charlie knikt. Nog altijd moet ze de neiging onderdrukken om andere dieren die ze aantreft te begraven in de berm. Ze schrok er zelf van hoe snel ze dat sentiment niet meer bij de vogels had. Al na een paar weken merkte ze dat ze de vogels door haar handen liet gaan zoals ze dat ooit deed met de ferrietkralen en smoorspoelen toen ze nog fabriekswerk deed. Alleen een schoon kadaver of het kadaver van een ander dier doorprikt die achteloze bubbel. Soms is ze bang dat het een keer, van de een op de andere dag op is, net als bij Daks. Dat bij haar dode dieren al voldoende zijn, haar hoofd besluit genoeg te hebben gezien en het werk enkel nog misselijkheid teweegbrengt.
*
Op het terrein van het destructiebedrijf vormen vier afvalwagens van Detergentis een rij voor de loshal. Zosja zucht en sluit aan in de rij. Een groepje collega’s staat naast de wagens met elkaar te praten. Charlie herkent Felix en zwaait naar hem. Hij slentert richting hun wagen. Zosja zwaait de deur aan haar kant open en laat zich van de stoel glijden.
“Wat zijn dit voor een soort Franse snelwegtaferelen?” vraagt ze als Felix zich bij haar voegt. Ze haalt een pakje Lucky Strike uit haar broekzak.
“Een aantal van de sterilisatieketels is buitenwerking,” antwoordt Felix.
Hij probeert een sigaret te bietsen. Zosja schudt haar hoofd. Hij trekt aan de mouw van haar jas en zet een zielig gezicht op. Alsof er een vervelende vlieg om haar heen zoemt slaat Zosja zijn hand van zich af.
“Kijk dan, de smiecht.”
Daks tikt Charlie op haar schouder en wijst naar Felix. Charlie duwt zichzelf omhoog in de autostoel. Ze kijken hoe Felix zijn hand ongezien naar de broekzak met sigaretten beweegt. Daks leunt over Charlie heen en drukt op de claxon. Iedereen draait zich richting hun afvalwagen, Felix trekt zijn hand terug. Hij werpt Daks een vernietigende blik toe. Zosja beent naar de wagen.
“Sorry,” zegt Daks als ze het portier opendoet.
“Ik dacht dat we konden gaan rijden,” antwoordt Zosja, “Klote ketels.”
De autodeur knalt dicht. Charlie voelt de trilling via de stoel vanuit haar billen omhooglopen. Ze schokt even met haar schouders en laat zich weer onderuitzakken. Daks legt zijn voeten op het dashboard.
“Ik wilde de eekhoorn in de berm begraven,” zegt Charlie na een tijdje.
“O.” Daks draait zich naar haar toe.
Ze blijft vooruitkijken, boort haar blik in het country bouquet-geurboompje aan de achteruitkijkspiegel.
“Je hield me niet tegen toen ik ‘m weggooide,” zegt Daks.
“Nee, ik weet het.”
Buiten gaat het groepje collega’s uiteen. De eerste twee afvalwagens verdwijnen door de metershoge roldeuren van de loods. Zosja klimt de cabine in, gooit het pakje Lucky Strike op het dashboard en start de wagen. Charlie zit te ver onderuitgezakt om de wagen voor die van hen te zien. Ze kijkt tegen Daks’ grijze werkschoenen aan en wacht tot ze het pand binnenrijden.