het begon met het volgieten van de vijver van mijn oude buurman  
hij had een worsthond die hij elke dag over het fietspad sleurde 
toen kwam de uitbouw en waren ook de vissen dood 

in het bobbelen van een vinexwijk vol gestoomde zonen  
sorteer ik huizen op geur van nieuw naar oud, de mensen  
horen te dansen maar liggen verkromd en deukbaar 

liever dat ik te snel aan een een gordel trek, een raampje opendraai 
en weer op de Ringbaan ben bij Stappegoor waar nu die 
lompe Jumbo City staat en waar we vroeger schaatsten  

toen de Euroscoop geen Pathé was en hun popcorn nog lekker  
en ik om de hoek fysio had waar ik mijn Catcher in the Rye verdronk  
in de wasbak net voor mijn afspraak in zo’n hypermodern toilet  

met vijftig spiegels en velcro kleuren en een piepende zaalvloer en  
niemand naast mijn figuur over de kraan gebogen, hoe ik probeerde  
mezelf op te lossen met tissues maar opgaf en het boek nat 

in mijn voorvak propte, de hitte die dag ondragelijk, nu liggen 
onze straten open, hondsdol graven we de ochtend en de bloei eindigt 
niet, dit jaar blijft alles groeien, weer een stad kleiner 

en ook het gras blijft groeien, een long zonder adem
ik extreem bezweet
de pagina’s gebald als een slappe waterroos