een zondvloed staat op de planning, boort zich
door het gehemelte en voegt zich in de dijken

als bliksem, ons haar ineens stijl omhoog
ieder die kan moet werken, niks geen pensioen

de leegste handen kiepen de zoden om
en verwelkomen het water, hopen haar

te omhelzen maar ze slaat hun gezichten in
hun hoofden vliegen weg, hun voeten geplant

om over een miljard jaar onder een scanner
te suggereren dat de mens geen schedel had

geen brein en weinig zinnige gedachten
ze noemen ons de homo-hoofdloos, zo zwierven we 

als schouders die de borst volgen en de benen
en ook voor elkaar waren we alleen ons hart