1.  

lichamen liggen in mijn tuin verspreid 
als poppen voor gerafelde huizen  

in de vlammen staat een naakte vrouw  
vettig in de voorruit van mijn oog 

daarboven een wolkenwaas de paraplu 
die wollige manen uit het duister schaapt 

  1.  

de woningmarkt is geschaard vlees  
haar lekkende kieren jagen het gekraak 

een huis kan zo makkelijk: een kamer  
een stoel een tafel de muren een vloer 

de mens minder: alles mag maar moet 
verhuld en altijd liever meer dan kan 

  1.  

je blijft het treffen: waar rook is  
de vertrouwde toeschouwer 

die met een snor zijn eigen pens aait 
proef je het bitter op mijn tong? 

zoekend naar het verbeten stille 
beitelen we een eigen storm