ik woon niet meer bij mijn moeder en haar hond maar
ik vind hondenharen op mijn broek
op mijn mouw, in mijn snottebel
in de dichte verpakking van mijn magnetronmaaltijd
tussen mijn tanden, in mijn onderbroek
de wasmachine gaat kapot door de haren
ik tril samen met de wasmachine
ik bel mijn vader
hij zegt dat hij het druk heeft maar ik weet
dat hij bang is van de haren
mijn klok verandert in het linkeroog van de hond hij kijkt me hongerig aan
de vloer is harig het plafond is harig de muur ademt
ik ren naar buiten stop pas wanneer ik moe word
dit is al gauw
kijk naar mijn spiegelbeeld in het glas van een bushokje
ik heb een baard
van draadhaar