onder het gekrijs van de brandende vleermuizen in de vervallen basiliek
een kanonskogel in een zuil, onder de kansel een groep verloren
zielen die wind in een doos vangen en beseffen dat ze ook
hun stemmen daarmee hebben gestomd, de laatste
vleermuis haalt de nacht niet en blijft kleven aan het raam tot hij op
het orgel valt, maar nog steeds niet echt helemaal, er zitten nog uren
in de luidklok hoewel de klepel zich suf heeft geklopt, een oorlogspaard
uit galop gesleurd door een handgranaat, stukken vlees
aan de moddergrond genageld
toch echt waar nog niet helemaal, de zielen werpen benzine over
hun lijven als karamel, het construct staat op storten, in de kelders
kruimelen de kurken in de wijn verzuipt hoop zich in zijn eigen vuil
denk je dit was het
maar zit er morgen toch nog suikersiroop in de dauw en poets je
je tanden schoon met de sintels van een vorig afzien, de wonde die zich
toetrekt en de zoveelste rimpel wordt, je bent nog niet afgeleefd
al leek het tegendeel