echte wolven zijn tamme honden zonder muilkorven
honden die nooit bijten – alleen maar watertanden
speeksel drupt op je handen als je ze aait
hun geblaf is gemiauw – ze spinnen in hun manden

echte wolven hebben een gevlochten vriendschapsbandje
om elk pootje, als ze lachen ontbloten ze hun tanden
om te tonen dat ze je zouden kunnen vermoorden
maar je moet dankbaar zijn dat ze het niet doen

echte wolven wonen niet in donkere steegjes
of in verlaten bossen met afgebrande bomen
of in discotheken waar je best nooit heengaat in je eentje
of in de psychiatrische instelling die je met school bezocht

echte wolven zetten koffie op zondagochtend
neuriën mee met de radio
kussen je een goedenacht
met grote ogen – ze kijken toe, hongerig
met grote handen – de grip op je polsen is lief, dwingend
met grote monden – ze slokken je op, je wilt dit toch
met grote magen – je krimpt ineen om er precies in te passen

echte wolven dragen witte kapjes met maagdenbloed
jasjes van schapenvel, schoenen van slangenhuid
een glimlach op een kindersnoet
de echte wolven kruipen in de rimpelhuid van je opa
van je buurman
je meester
je wiskundebijlesgever
je vriend
je vader je vrijer
je vrijheid

echte wolven verstoppen zich in de schaduwen
op de muur, in je boekentas, in een verjaardagskaart
ze zeggen dat je volwassen bent voor je leeftijd
noemen je een speciaal meisje, je wangen twee
smekende aardbeitjes die ze plukken rukken platdrukken
hun speeksel doorweekt je verteert je beheert je
het zal je leren, lief geitje
zoek de rits in elke omhelzing
dit was jouw laatste waarschuwing