ik voel het aan mijn water
in mijn maag stroomt een rivier
ik zit soms aan de oever
waar de rivierkreeften zingen
ik denk dat ik te nat ben
te koud en te glibberig
je zal van mijn rotsen glippen glijden tussen vlezige
lippen wrak worden op mijn klippen barsten door
wak ijs tot aan je knieën in brak water de huid op je
handpalmen absorbeert mij en je wordt
vies en week en zacht en rimpelig
je vertelde mij onlangs dat je geen zwemdiploma hebt
en een panische angst voor krabben en schorpioenen
en alles dat klein is en kruipt en onzeker is
ik lachte
je zei onlangs dat je mensen haat die aquaria
in hun borstkas dragen die een dagelijkse
ik hou van je nodig hebben om te slapen
het kolkte vanbinnen
maar de rivierkreeften hebben voelsprieten die
tot in de toekomst reiken ruiken de donderstorm op komst
kruipen in achtergelaten slakkenhuisjes
waar algen en schimmel aan de wanden plakken
en zo zit ik al weken te weken
te wachten in jouw oorschelp
daar waar ik droog ben
de titel van dit gedicht is ontleend aan het boek ‘Where the Crawdads Sing’ van Delia Owen