ik droom over open weides.
mijn borsten zijn twee verse molshopen, ik stamp ze plat,
ze strekken zich uit over lappendekenlandschappen
koeienstallen landbouwvelden die in heuvels rollen en kapseizen,
in de zee eindigen, met krijt bekrast, opgeslokt.
mijn heupen zijn het huisje van bokken en berggeiten,
van stof- en sterrenslijpers, hier is het rivierwater drinkbaar,
hier is de nacht mooi genoeg om in te zinken-
hier vind ik rust, want ik ben rust, ik ben de enige vrouw,
ik ben geen vrouw, er is geen vergelijking met.
tegenstelling tot. ik zie mezelf in functie van. nu ben ik niets.
ik mag rusten, ik ga rusten, ik leg me neer. een slapende reus.
ik droom over open weides.