toen zij op een ochtend wakker werd uit
onrustige dromen, bleek zij in bed
veranderd te zijn in een reusachtige schoen
voor me – kruimels
meegenomen door onwetende voeten
van rozijnenkoeken of oma’s misbaksels
de kleinkinderen een mond vol choco
vlekken op het tapijt– op mij, zachte zolen
kleine mensen die geen ruimte durven
innemen de tenen tegen elkaar gepropt
in kindersandalen, maat drieëndertig en driekwart,
elf jaar en acht maanden en vier dagen en drie uur
onder mij, de vloer, de dreun van mannenstemmen
business deals op verjaardagsfeestjes het tikken
van sierzwaarden tegen een muur een bibbering
enkel waarneembaar door de roerlozen, diep in mij
een besef van eeuwige onrust door mij heen stromen
zielen door de verdiepingen, volwassen worden
een appartementsblok met kamertjes, raampjes en
bloemetjesgordijntjes klungelige tieners hebben seks
en ik voel het schudden op het bed zitten moeder en dochter vast
in een onbegrijpbaar coming-out gesprek door mijn spijlen voel ik
het kwijlen van de hond wachtende op een afgedankt keukentafelkippenbot
een vader wringt wiskundesommen uit een brugklasser – ik ben plakkerig,
de vlek tomatensaus in de vorm van een vingerafdruk op het tafelkleed,
een persoonlijk bewijs van verwoesting, ik word schoongelikt
van een vuil gezicht de tong van elke moeder proeft naar schaamte
elk doekje een scheldwoord
elk sussen een bloemetjesgordijn dat dichtgetrokken wordt
en het leek een bevestiging van hun nieuwe dromen en goede bedoelingen,
toen hun dochter bij het eindpunt van de rit als eerste opstond
en haar jonge lichaam uitstrekte
de schuingedrukte zinnen zijn geleend aan De Gedaanteverwisseling van Franz Kafka