we hadden samen moeten buitenspelen
je kon me leren hoe knikkeren werkt
ik laat de mijne veel te vaak vallen
misschien kon je me leren om mezelf op tijd te vangen
we hadden samen moeten buitenspelen
tikkertje, voetballen, ik zou voor jou aanbellen
als onze bal bij de enge buurman (meneer snor) belandde
ik zou je mijn jas gegeven hebben als het begon te regenen
die goeie, van die ene dure winkel in ’t stad
we zouden samen kijken naar hoe de wespen
over onze schijfjes meloen liepen we zouden
de schillen in onze mond kunnen steken
we zouden hen een plek op de wereld geven
en lief zijn tegen alle beesten:
ik zou een oorworm over je hand laten kruipen
om je te tonen dat de kleine dingen niet zo eng zijn als ze lijken
ik was zo een klein ding
dat je onder een vergrootglas legde en probeerde te verbranden
niet expres, zei je later, ik had brandwonden op mijn rug
je wou gewoon naar me kijken
maar het is mijn schuld
omdat we nooit samen hebben buiten gespeeld
ik kon je laten zien dat er meer is dan het geluid van riem op huid,
van de stilte die binnen in het huis hangt, die aan de wandtapijten
lijkt te plakken, meer dan de modder buiten in de moestuin, kijk,
als het regent komen de slakken en we zouden ze
op de gebroken witte muur kunnen laten racen, kijk,
er is meer dan rekensommen maken op je kamer, de zon
die door de dunne gordijnen heen strepen maakt op de keukentafel,
het lage gebrom van een meneer met een snor
de wereld is vol van meneren met een snor
vind je het niet jammer dat je er één bent geworden?
ik weet niet of ik je kan vergeven
was ik maar je zus geweest
dan konden we samen buitenspelen