De laatste dag van het universum 

Chard van den Berg

David had niet het idee dat vandaag zijn dag zou worden. Vanaf een parkbankje zag hij een tempo makende fietser die hem met grote aandacht bekeek. Niettemin hield de fietser zijn kaken op elkaar en fietste door. Plots rinkelde de telefoon in Davids binnenzak.

‘Papa, wil je alsjeblieft komen?’

‘Dat gaat niet, ik ben bezig, Aïcha.’

‘Waarmee? Je laatste tournee eindigde toch twee weken terug? We hadden vandaag toch afgesproken? En hoezo noem je mij geen schat meer?’

‘Ik moet gaan.’

‘Dat zei je vroeger ook altijd, je hebt ook niks geleerd!’ zei ze bozig.  

David hing de telefoon op en legde zijn voorhoofd in zijn handpalm. Hij schaamde zich. Hij dacht terug aan de tijd waarin zijn dochter nog klein was. Hoe ze haar kleine melktandjes poetste met een tandenborstel in het thema van de Disneyfilm Mulan, hoe ze haar haren voor het eerst knotte en hoe hij haar elke dag van school ophaalde. Snel realiseerde David zich dat deze herinneringen niet van de geschiedenis afkomstig waren, maar van zijn fantasie. Alle andere vaders waren meer papa dan hij ooit was. 

Wederom ging de telefoon. Hoewel hij vermoedde dat het zijn dochter was, verscheen het nummer van het ziekenhuis op zijn scherm.

‘Spreek ik met de man van mevrouw de Leeuwe?’

‘Ja, alhoewel, we zijn technisch gezien niet getrouwd. Maar inderdaad, ik ben waarschijnlijk de persoon die u moet hebben.’

‘Het is een spoedgeval.’

David knikte, waarna het besef tot hem doordrong dat het mis was. 

‘Dank u wel voor de informatie.’


Eenmaal in het ziekenhuis liep David met een dokter naar de operatiekamer. Het voorhoofd van de dokter was bezaaid met rimpels, zo diep dat je je amper kon voorstellen dat hij ooit als gladde baby ter wereld was gekomen. Zwijgend wandelden ze door tot ze aankwamen bij een operatiekamer. David hoorde op de achtergrond een plaat die hij in een ver verleden had opgenomen. Lolita, mijn levenslicht, klonk het. Hij schaamde zich bij het luisteren naar de tekst. 

‘Hier ligt ze,’ zei de dokter. ‘Ik neem aan dat u de behoefte voelt om een op een te spreken.’

Voordat David kon antwoorden liep de dokter al weg. Een man die geroutineerd was in wat hij deed, dat zou de rimpels op zijn voorhoofd verklaren. Hij liep op zijn vrouw af en schrok nadat hij haar hoofd zag. Het had een onnatuurlijk witte tint gekregen en was doorspekt met huidschilfers. Even nam hij afstand. Het beeld van de vrouw die hij twee maanden geleden voor het laatst gezien had en deze bleke verschijning leken lichtjaren van elkaar verwijderd.

‘Hoe gaat het schat?’ vroeg David uiteindelijk terwijl hij zachtjes zijn hand op haar slaap legde. 

‘Wat denk je? Het gaat geweldig,’ antwoordde ze zachtjes.

De kracht was weliswaar voor een groot gedeelte uit haar lichaam en spraak weggezogen, de ironie waarmee ze David altijd aansprak hield zich staande. 

‘Sorry,’ zei David.

‘Waarvoor precies? Je hebt nogal wat om je voor te verontschuldigen.’

‘Alles,’ zei hij terwijl hij gehurkt bij het bed zat. 

‘Al die affaires met fans, daar kon ik nog inkomen. Maar met onze dochter, ik ben alles te weten gekomen. Hoe kon je, David? Het is immoreel, maar misschien nog wel erger, ze was het enige dat ons verbond. Je weet dat ik mijn studie, mijn leven voor je opgegeven heb, voor ons.’

Met alle energie van de wereld probeerde ze hem toe te schreeuwen, maar de ziekte stond haar niet toe meer volume te gebruiken. 

‘Aïcha belde vandaag weer, ik heb het afgewimpeld.’

‘Fantastisch, de prijs voor vader van het jaar gaat naar jou.’


David besefte dat hij na vierenvijftig jaar al te veel geleefd had. En zij te weinig. Terwijl David een verantwoordelijkheid ten opzichte van de menigte voor het podium had, was het haar verantwoordelijkheid geweest om voor het huishouden te zorgen. Hij trad op, had seks, ging slapen en werd op handen gedragen. Zij stond op, maakte het huis schoon, kookte en ging slapen. Het waren cycli die zich naast elkaar voltrokken, cycli die zo weinig met elkaar gemeen hadden dat een breuk tussen de twee in zowel morele als fysieke zin onvermijdelijk was.  

‘En waarom kom je nu pas? Je kreeg weken terug al bericht van mijn ziekte. David, ik heb voor jou geleefd, besef je dat? Het minste wat je kon doen was mijn dood op tijd bijwonen.’

Tranen welden op in de wetenschap dat ze gelijk had. Ze had voor hem geleefd en had dat daardoor amper zelf gedaan. Schuldig verzuim. De antwoorden op haar vragen bleef hij schuldig. Natuurlijk, hij was op tour, maar die paar optredens konden ook gecanceld worden. Het was alsof een kwaadaardige, op handen gedragen versie van hemzelf voor hem besloot en de gevoelens van de medemens negeerde. Toch was het de variant die hem al jaren in de houdgreep had. 

David doorzocht zijn binnenzak en haalde een ringendoosje tevoorschijn. 

‘Omdat je het altijd wilde. Lieve Laura, wil je alsjeblieft met me trouwen?’ vroeg hij terwijl hij het ringendoosje opende. 

David zag de ring als compensatie voor het door hem vernietigde leven dat naast hem lag. Maar zijn aanzoek kwam te laat; ze sloot haar ogen, zweeg en daalde af naar de eeuwigheid.  

‘Dokter, dokter! Ze is weg,’ schreeuwde David. 

Een colonne aan dokters en ander ziekenhuispersoneel rende de kamer in. Hij beet zachtjes in haar duim terwijl er meer tranen uit zijn ogen sijpelden. Hij beet in een waarheid die was omringd door bedrog. Voordat het te laat was keek David nog eenmaal naar haar boven- en onderooglid die op elkaar geperst waren. In contrast met haar lijkbleke huid hadden ze wat weg van plooiingen te midden van woestijnzand. Niet veel later brachten ze haar weg. 

Buiten zag hij een gebarsten stoeptegel. Hij zocht naar onkruid of een andere externe factor die de breuk veroorzaakt kon hebben, maar vond niets. Twee stukjes, zo op het eerste oog gescheiden vanwege elkaar. David dacht terug aan Laura. Misschien was het ook wel beter zo. Hij bedacht zich; wat een onzin. Als een leven niet vanzelfsprekend goed is, hoezo zou de dood dat dan wel zijn? Van rechts kwam een hard rijdende auto. Hij realiseerde zich dat wanneer hij ervoor zou springen, de bestuurder hem onmogelijk kon hebben gezien.