Zeven verhalen door zeven schrijvers over één festival

67

De Kip

Harm Hendrik ten Napel
© Ola Enzler

Toegegeven, een caravan is niet veel, maar dat maakt hem zo makkelijk om mee te nemen. Niet even makkelijk als een tent, dat is waar. In een tent kun je echter geen nasi koken als het regent. Kun je twee flessen witte wijn koud zetten in een tent? Alleen als je de koelbox niet in de achterbak van je auto bewaart. En als je dan al met de auto op vakantie bent (handig natuurlijk: eerder genoemde koelboxje mee, badminton, twee klapstoelen), waarom dan niet gewoon caravan achter je Volvo hangen?

Deze caravan, een Kip Regenboog 320, werd nieuw gepresenteerd in het jaar 1979. Op de foto’s uit de brochure staan jonge mensen met snorren en lang haar. De Kip zelf heeft inderdaad meerdere kleuren: donkerbruin, bruin, beige en in eerste instantie wit. Een regenboog in sepia, alsof het wagentje meteen al nostalgisch terugkijkt op het revolutionaire decennium. Binnen in de caravan hangen oranje gordijntjes en een lamp bekleed met bloemetjestextiel, hetzelfde bloemetjestextiel dat om de kussens van de bank slash het bed zit. Al het andere is van triplex met een donkerbruin houtmotiefje erop geplakt.

I

Een caravan voor vrije, jonge mensen met weinig geld. Of: voor gepensioneerde, oudere mensen met weinig eisen. Ze hebben toch niets anders nodig dan een bed, water uit de kraan, een tweepitsfornuis en een dak boven hun hoofd? Meneer en mevrouw Van Dooren vinden het een koddig caravannetje, deze Kip met z’n bruine strepen, en ze zullen niet de laatste zijn.

Met hun bescheiden comfort achter hun auto rijden de Van Doorens anderhalve maand later een kampeerterrein in het westen van Friesland op. Daar staan ze een paar weken aan het water, daar is het lekker koel. Mevrouw heeft drie dikke romans meegenomen en meneer twee romans, een kleine schaakset en een pocket over het middenspel. Het grootste deel van de dag zitten ze in de schaduw van de Kip te lezen of voorbeeldzetten door te spelen op het kleine bord. Ze rijden nog een dag naar Sneek omdat mevrouw Van Dooren haar romans sneller uit heeft dan verwacht. Als ze in de boekhandel tussen twee romans staat te twijfelen, spoort meneer Van Dooren haar aan om beide boeken mee te nemen. Hij geniet ervan naast zijn vrouw te zitten als ze leest, het water kabbelend en glinsterend in de zon.

Het schaakspel brengt de Van Doorens in contact met Dieuwke en Nienke, en hun hond Sjennink, een oude Jack Russel. Nienke kan namelijk best een redelijke pot schaken. Ze spot meneer Van Dooren aan de andere kant van het veld terwijl hij fronsend naar zijn reisbordje staart. Ze knijpt in Dieuwkes arm. Dat ze even gaat kijken of die pensionaris van de sepiacaravan tegen haar wil schaken. Nienke klapt haar stoel in en loopt ermee naar de overkant.

Sjennink komt ook in de benen als zijn baasje – want dat is Nienke – in beweging komt, hoewel ze een teleurstellend klein eindje gaan lopen. De hond trippelt een paar rondjes om het klaptafeltje heen voor hij zich door mevrouw Van Dooren laat aaien en weer in het gras gaat liggen.

Als Dieuwke komt kijken, zijn de twee al hun derde pot toe, die het langst zal duren. Mevrouw Van Dooren kijkt haar begripvol aan – het spel betekent weinig voor haar – en stelt zichzelf voor. Wil Dieuwke een glaasje wit? Ze hebben maar twee stoelen, maar mevrouw Van Dooren kan wel even op het trapje gaan zitten, of Dieuwke haalt haar eigen stoel nog even op.

Bijna tien jaar lang ontmoeten de pensionarissen en de twee vrouwen elkaar op diezelfde kampeerplaats. Ze zetten nooit hun caravans naast elkaar maar eten elke avond samen. Net als de Van Doorens hebben Dieuwke en Nienke geen kinderen, nooit gewild ook. Ouwe Sjennink krijgt al hun liefde, hè Sjenkie? Het jaar daarop heeft mevrouw Van Dooren het onderweg naar Friesland alweer over het hondje, ze laat het dier graag uit. Ook het jaar daarop zal ze een tennisbal een klein eindje voor zich uit gooien en zal de hond net iets sneller dan de oude vrouw vooruitlopen om de bal weer bij haar terug te brengen. In het jaar daarop laten Dieuwke en Nienke het oude dier inslapen. Dieuwke stuurt hun vakantievrienden een soort overlijdensbericht: een foto van Sjennink, op de achterkant het verdrietige nieuws. De Van Doorens zullen het aan hun prikbord prikken en er nooit meer vanaf halen.

Zeven jaar later wordt meneer Van Dooren ook ziek. Hij is nog niet overleden als het zomer wordt maar zijn vrouw en hij zullen niet naar Friesland rijden. Dat vinden ze heel jammer, schrijft mevrouw Van Dooren aan Dieuwke en Nienke. Het is waar: hoewel de dood als een vreemde stilte drukt op het huis van meneer en mevrouw, kijken ze allebei weemoedig naar buiten, waar hun tuin uitdroogt onder de hitte van de zon. Ze stellen zich voor hoe het gras eruiziet in Friesland en het water, in het bijzonder de kleur van het water aan het einde van de dag, als ze met z’n vieren voor de Kip zitten met een glas in de hand en een zwetend stuk kaas op tafel.

II

De Kip staat bijna twee jaar in opslag voor mevrouw Van Dooren een advertentie in de regiokrant plaatst om de caravan van de hand te doen. Opslag is een groot woord voor een tiental vierkante meters met een hek eromheen, maar ondanks de regen, ondanks ijskoude nachten of snikhete dagen, verandert de Regenboog 320 niet veel. De gordijntjes verkleuren een beetje. Er ontstaan een paar roestvlekjes. Op de verkoopdag die mevrouw Van Dooren inplant, is de caravan in principe klaar om te gaan.

Ze klapt de stoel uit die ze mee heeft genomen, Mevrouw Van Dooren, en wacht geduldig terwijl alle potentiële kopers kastjes open en dicht doen of de kussens uitproberen. Een stel vindt het een schattige caravan maar geeft toch liever wat meer uit aan een nieuwe. Twee jongens proberen te onderhandelen. Mevrouw Van Dooren heeft geen zin in dat spelletje en raadt ze aan verder te kijken. En dan is er Bastiaan. Bastiaan bestudeert de afvoer en de gasleidingen en daarna koopt hij de caravan voor de vraagprijs.

De stille man van negenendertig parkeert de caravan op de oprit van zijn hoekwoning, koppelt de Kip los en rijdt zijn auto naar een parkeergarage. Eenmaal terug loopt hij meteen rustig nog een rondje om de caravan heen. Hij neemt het hele ding in zich op, alsof hij een mentale notitie maakt van elk kleine vlekje of schrammetje. Daarna gaat hij voor het eerst sinds de aankoop zijn huis binnen en komt door de garagedeur weer naar buiten met alles wat hij nodig heeft.

Bastiaan brengt de Kip Regenboog 320 binnen een paar dagen terug naar zijn nieuwstaat. Roest: verwijderd. Kleine deukjes: zo goed als verdwenen. Een isolerend rubbertje dat loslaat: vervangen. Bastiaan maakt de caravan van binnen en van buiten schoon en poetst alles op dat opgepoetst kan worden. De zongebleekte gordijntjes vervangt hij door meer verduisterende stof, een simpel klusje voor een man met zijn eigen naaimachine. De vergeelde kussens draait hij om.

Tijdens het schoonmaken vindt Bastiaan iets tussen de kussen dat op de resten van een hondenkoekje lijkt: de helft van een “bot” met van die bolle delen aan het uiteinde. Hij bekijkt het fragmentje even en brengt het dan naar de bruine container. De oude vrouw heeft blijkbaar een hond, of een hond gehad.

Bastiaan werkt al jaren als conciërge op een middelbare school, vijf dagen per week. Elke avond als hij thuiskomt kookt hij een voedzame maaltijd voor zichzelf en daarna sleutelt hij nog een paar uur in zijn garage aan zijn racefiets, auto of projectje. Tot voor kort – en dan hebben we het over een half jaar voor Bastiaan de tweedehands caravan aanschafte – wandelde hij elk weekend afstanden van soms wel tachtig kilometer om zich voor te bereiden op de duurlopen waar hij zijn vrije dagen voor opspaarde. Zelfs de mensen die Bastiaan goed kennen, zoals zijn moeder, weten niet goed wat er scheelt. Van de ene op de andere dag zag de conciërge het wandelen niet meer zitten. Misschien weet hij zelf ook niet goed waarom.

Vindt Bastiaan de bruine regenboog die hij zo vakkundig heeft schoongespoten charmant? Ziet hij zichzelf al door de heuvels rijden met de kleine blikken Kip achter zijn auto? Het is niet dat hij de caravan een beetje wil opknappen om er een paar honderd gulden op te verdienen. Hoewel de Kip er zeker op vooruitgaat: Bastiaan vervangt niet alleen de gordijntjes. Hij zaagt ook een deel van het triplex uit het keukenmeubel zodat er een iets groter koelkastje onder het aanrecht past. Er zit zelfs een vriesvak in, waar hij een treetje ijsblokjes in doet en een doos Cornetto’s.

Acht jaar lang rijdt Bastiaan de caravan achter zijn Japanse auto door Europa. Hij parkeert de kip op campings in Frankrijk en Spanje, in dalen en aan de voet van de Alpen. Bastiaan loopt nog steeds, dus ook de bergen op, in zijn eentje, maar het is niet hetzelfde. Hij rijdt de Regenboog ook door Oostenrijk heen, naar de groene heuvels van Slovenië.

De laatste reis brengt de caravan naar het uiterste Oosten van Polen. Vanaf een kale kampeerplek rijdt Bastiaan zijn auto naar de parkeertoren bij het hotel van het Nationale Park. Daar sluit hij bij de wandeltour aan die de toeristen ook een glimp van de wilde dieren in het bos belooft. In het bijzonder de Europese bizon, “het zwaarste landdier van het continent”. Door de verrekijker van een vriendelijke Pool bekijkt Bastiaan de dieren, grazend tussen de hoge begroeiing van een open plaats in het bos. De dieren zijn gespierd en zacht, en het jonge blad van de planten licht helder en groen op in het zonlicht. De gids vertelt in gebroken Engels dat er grottekeningen van de bizon bestaan, ergens in Spanje. Zo lang dwaalt de soort al door Europa.

Bastiaan geeft de verrekijker terug aan de man. In het Nederlands zegt hij tegen de Pool dat hij het zich wel voor kan stellen, dat je deze enorme monsters zou willen afbeelden. Met zijn vinger trekt Bastiaan lijnen in de lucht, langs een voorstelling van de brute kop met zijn hoorns en de hoge rug. De man doet zijn best om de buitenlander te begrijpen. Beautiful, yes, beautiful. In de verte grazen de tienduizend jaar oude zoogdieren rustig verder.

In het jaar daarop is Bastiaan op school bezig met een kleine reparatie aan het aankondigingenscherm als iemand hem aanspreekt. Ze heet Agnes en komt een van haar zoons ophalen; ze is gebeld door de rector. Eigenlijk zou ze gewoon door moeten lopen naar diens kantoor, vertelt ze. Bastiaan stapt van het huishoudtrapje en vraagt wat er is gebeurd. Ruzie, vertelt Agnes. Hij heeft gevochten. Bastiaan knikt. Dat is moeilijk, inderdaad. Maar, zegt hij, het is goed dat hij er nu met zijn moeder over kan praten. Hij zal blij zijn dat je hem uit dat kantoor komt halen.

Het lijkt er voor Bastiaan niet toe te doen of haar zoon het gevecht is begonnen. Dat stelt Agnes gerust: het klopt, dat is nu niet het belangrijkste.

Met de Kip kunnen twee, hoogstens drie mensen met vakantie. Dat is er één te weinig als Bastiaan met Agnes en haar twee zoons naar Frankrijk wil gaan. Dus in de zomer van 1998 verkoopt de conciërge de caravan met verlies aan een handelaar die hem de volgende dag op komt halen. Van het geld koopt Bastiaan een vouwwagen waar ze alle vier in kunnen slapen.

III

Twee studenten kopen de caravan drie jaar later, als de prijs stukje bij beetje is gezakt, en veel van Bastiaans werk weer is ingehaald door de elementen. Nikki en Asha helpen weer en wind een handje door hard en onvoorzichtig te rijden en de Kip van binnen en van buiten slecht schoon te houden, maar, goed, oké, het wagentje is ook al bijna twintig jaar oud.

Het is het vriesvak dat het hem doet voor de studenten. Hebben ze dat ooit gezien? Een vriesvak in zo’n oud blik? In de caravans van hun ouders zit alleen een koelkastje. Als de twee jonge vrouwen relaxte mensen ontmoeten op een camping in Kroatië, toveren ze een ijskoude fles wodka uit het vak tevoorschijn. Een paar van hun gasten joelen en juichen als de fles naar buiten komt.

In 2002 vindt een groot muziekfestival voor de eerste keer plaats en de studenten kopen van hun spaargeld een kaartje (180 gulden). De Kip gaat mee. Ze slapen toch zeker niet in een tentje in de modder als ze een caravan hebben? Maar wat als ze dan, je weet wel. Als ze met iemand, zeg maar. Als ze even iemand waterpas willen leggen? Denken ze dat er wat te leggen valt op dat festival dan? Nee, maar, stel het gebeurt. Stel het gebeurt, dan sms je de ander. Als je de eerste bent, moet je de tent in; ben je de laatste dan kun je in de caravan.

Als het zover is, staat Asha met wat van hun vrienden te springen bij het hoofdpodium, waar System of a Down speelt. Haar mobieltje trilt in haar zak. Op het schermpje leest ze: k slp nie id kip ;). Na het concert gaan haar vrienden nog dansen maar zij is bekaf, zegt ze. Het geluid van alle podia waar nog muziek is, klinkt steeds zachter, verdwijnt langzaam achter de bomen. In Asha´s hoofd schreeuwt Serj Tankian nog: Tell everyone in the world… that I’m… you… Als ze de caravan instapt, ziet het bed er enorm uit in het beetje maanlicht dat door de raampjes valt.

Het verwatert. Nikki en Asha krijgen allebei hun eerste serieuze relatie – zo serieus als die op je tweeëntwintigste kan zijn – en nemen na elkaar de caravan om op vakantie te gaan met hun geliefden. De een staat een paar weken bij het Zwarte Woud, de ander rijdt tussen de Alpen door naar een meer in Italië.

Na twee jaar verkopen ze de Kip, aangemoedigd door hun ouders. Dat kost alleen maar geld, zo’n opslagplaats, en het is zo’n oud ding. Een vriend van de familie verft de caravan limoengroen en parkeert hem op het terrein van zijn gerenoveerde boerderij. In de zomer verhuurt de man een groot deel van de weide aan kampeerders; zo’n caravan kun je mooi verhuren aan een stel of oudere mensen die op zoek zijn naar wat comfort.

Wie herkent nog bloemetjes in de opgebruikte kussens? En liggen ze echt lekker? Er verandert binnen ook behoorlijk wat aan de Kip. Nadat de man zijn hoofd een paar keer tegen de lamp heeft gestoten, brengt hij die terug tot een simpel spotje aan het plafond. De kussens gaan er helemaal uit: daar komt een echt matras te liggen. Zo is het bijna een huisje. De caravan gaat toch nergens meer naartoe.

Járen, bijna twee decennia lang, doet de Kip Regenboog 320 dienst als een soort budgetblokhut. De beheerder legt schotjes ronde de caravan, die het onderstel verbergen. Zo doet het nog meer aan als een huisje, en wiebelt het wagentje ook niet meer zo. Een limoengroene slaapplaats voor wie nèt iets meer wil dan een tent. Bastiaans koel- en vriescombinatie verricht nog lang trouwe dienst, tot het plezier van veel van de overnachters.

Ook de nieuwe laag verf verkleurt in de zon. De wielen zakken weg in de aarde, en de rest van het onderstel, verborgen achter goedkope houten planken, roest vast.

IV

Het was geen idee van de pandemie. Robin wilde al langer haar eigen, ja – iets dat van haar was. Misschien een food truck? Maar toen het restaurant sloot en ze afhaalmenu’s stond te koken, intensiveerde haar verlangen zich. Het was alsof het idee zich onder druk uitkristalliseerde. Ze zou een busje kopen en het ombouwen tot een klein keukentje. Ze ziet een grill voor zich van een meter of anderhalf. Hotdogs, dat zou kunnen. En dan flink variëren in de toppings.

In de tijd die ze over begint te houden, onderzoekt Robin het idee. Kan ze een oude bus kopen en die ombouwen? Misschien moet het een aanhangwagen zijn. Als ze videobelt met haar vrienden en familie vertelt ze hen dat ze het nu echt wil gaan doen. Een rijdend bedrijfje. Sommigen zullen denken dat het een bevlieging is. Anderen, die Robin iets beter kennen, zijn blij om te zien dat ze in beweging is gekomen. Goede vrienden hoopten al langer dat ze aan iets nieuws zou beginnen. Dat Robin iets zou gaan máken. Iets om blij mee te zijn, zelfs al zou het hard werk kosten.

Een van die vrienden moet aan Robin denken als hij videobelt met zijn grootouders. Het is tijd geworden om de kampeerboerderij op te doeken en dichter bij hun kleinkinderen te gaan wonen. Of ze de caravan al weg hadden gedaan? Hoezo? De vraag komt net op tijd. Een paar dagen later en de Kip was schroot geweest.

De vale, groene vrucht rijdt achteruit de oprit van Robins ouders op en wordt losgekoppeld. Iemand met verstand ervan heeft Robin op het hart gedrukt dat deze caravan te redden is, dat de roest oppervlakkig is, of dat er hoogstens een paar onderdelen aan vervanging toe zijn. Dat de rest van het wagentje nog erg goed is, zeker gezien zijn leeftijd. En ze gaat er toch niet in slapen? Dat is waar. De keuken moet van A naar B (en hopelijk ook naar C tot en met Z), dat is het. Dat is alles wat ze wil.

Als Robin klaar is met de Kip, is de caravan van buiten warm en geel, als een kuiken, als de zon op een kindertekening. Van binnen is alles anders. Geen bed meer en zelfs het koelkastje is weg. Het hele binnenste is helemaal gestript. Nu staat er een gril, een aanrecht, ruime koeling, er hangen krijtborden en er is zelfs een kluisje, voor het cashgeld. Er hangen een paar simpele lampjes aan het plafond, peertjes met zo’n kooitje eromheen. De buitenkant is niet alleen schoon en geel, er is ook een deel uit. Daar zit het luik, het loopt langs de lange zijde van de Kip. Het klapt omhoog, zodat er een breed winkelraam ontstaat met een dakje erboven.

Tijdens een snikhete zomer vol van een wanhopig verlangen naar vrijheid rijdt Robin met haar food caravan het festivalterrein op. Ze zijn al bijna klaar met opbouwen. Het testvuur van de paarse robotdraak laait hoog op tegen de blauwe hemel, ook vanaf de ‘food court’ kan Robin de vlammen zien. Ze koppelt de Kip Regenboog 320 los, die nu een andere naam draagt. Hij staat in groene letters op alle zijden van de caravan: Doggy Dog Hotdogs. Robin zet de hotdogkraam op de rem en rijdt haar auto terug naar de parkeerplaats. Laat die hongerige festivalgangers maar komen.