In deze integere bundel onderzoekt Michiel J. Ris de relatie tussen twee broers: de een dichter, de ander marinier. Terwijl het lyrische ik zijn weg…
Volgens mij ben ik er eindelijk achter wat voor poëzie ik graag lees: dit. Vaak is poëzie toch best een beetje hard werken, moet ik er goed voor zitten en af en toe een gedicht opnieuw lezen omdat ik halverwege ben afgedwaald. Bij Broersgedicht was dat niet het geval: het slokte me op en binnen een uurtje of anderhalf zat ik alweer tegen de achterflap aan te staren. Eigenlijk doe ik de bundel daarmee te kort, want elk losse gedicht verdient veel meer aandacht dan ik het nu gegeven heb. Maar dat is voor een volgende herlezing.
Ik vloog er zo makkelijk doorheen doordat het een heel verhalende bundel is: de gedichten gaan over twee broers, die als personages in alle gedichten verweven zitten. De bundel leest als een soort bescheiden en modern epos, met name door de verwijzingen naar het oude Griekenland – waarvan er hoogstwaarschijnlijk nog veel meer in de bundel zitten dan ik nu heb kunnen ontleden.
Het rijm en ritme in de bundel zijn onwijs subtiel, maar tegelijk bewust en aanwezig. Doordat rijm en ritme zo subtiel zijn, voelen ze heel natuurlijk en daardoor misschien nog wel sterker. Je meandert als lezer door de gedichten heen en heel af en toe – op het juiste moment – mond je uit in een voorzichtig bombastische climax.
Kortom: alleen maar lof voor Michiel J. Ris en Broersgedicht. Lees deze bundel!
In het poëziedebuut Broersgedicht van Michiel J. Ris wordt de relatie tussen twee broers geschetst. Het ik-personage (dichter) ziet broer Jona (marinier) vertrekken naar Irak terwijl hij zelf zijn leven probeert vorm te geven in de stad. De zoektocht naar liefde, de confrontatie met homohaat en de terechte angst om zijn broer te verliezen in oorlogsgeweld probeert Ris in poëzie te vatten.
Dat de auteur Griekse en Latijnse taal en cultuur studeerde zie je terug in zijn gedichten, die titels dragen als ‘Achilles’ en ‘Iphigenia’. Ook de structuur van een aantal verzen is gebaseerd op Oudgriekse dichtvormen. Ik kan mij goed voorstellen dat het als lezer met voorliefde voor de klassieke talen prettig is om deze bundel tot je te nemen. Het is met kunde en kennis neergepend.
Soms komen de vernoemingen van klassieke verhalen of figuren op mij wat hoogdravend over. Gelukkig worden de verwijzingen naar Homerus en Naso of een woord als ‘epitheton’ (ik moest de betekenis opzoeken) afgewisseld met hedendaagse taal: ‘de koffie is goor, je stoel kapot, de treinen kut.’
Toch ben ik niet overtuigd door de taal van Ris. Het voelt alsof zijn prozaïsche zinnen nog meer ingedikt kunnen worden om tot de kern te komen, zoals in dit fragment:
[…] Van ouders weet je
als hun laatste dag voor het voetlicht treedt wel
waar het draaiboek ligt, of hun testamenten
fluisteren de rouw voor.
Maar wie kan mij zeggen hoe je een broertje
moet verliezen, waar ik het script kan vinden
voor als ik zijn deel van mijn jeugd verlies straks
en moet begraven?
De woorden voelen al beter op hun plek in een gedicht als Katabasis, dat start met de krachtige zin: ‘Mijn lichaam is een massagraf.’ Toch zou ik in de bundel meer prikkelende beelden en metaforen willen lezen die mij doen meevoelen met het hoofdpersonage. Een zin als ‘Inmiddels hebben we het spreekwoordelijke nest verlaten […]’, uit de proloog, voelt voor mij clichématig en doet af aan de thematiek van de bundel.
Het gemis, de melancholie en de zoektocht naar volwassenheid kan ik rationeel volgen. Wat betreft (kwetsbare) onderwerpen heeft deze dichtbundel dan ook genoeg potentie, maar de uitwerking blijft wat achter, waardoor ik niet echt word geraakt door de woorden van Broersgedicht.
Michiel J. Ris is opgeleid als classicus en dat komt heerlijk tot uiting in zijn debuutbundel Broersgedicht. Woorden als ‘wapenrusting’ en ‘rouwgewaden’ doen mijn gymnasiastenhart al snel een nostalgisch sprongetje maken.
Zéker als ik die woorden tegenkom in een register waarin ze volledig thuishoren. Dat is het geval in Ris’ poëzie. Het moderne en klassieke gaan bij hem naadloos in elkaar over, en daardoor worden de klassieke verwijzingen nergens protserig. Iemand staat ‘in een contrapost’ af te wassen. Bij bijna elke andere dichter zou het een chic woord zijn waarvan ik vermoed dat het hoofdzakelijk om die reden in het gedicht terechtgekomen is. Bij deze dichter is het natuurlijk. In zijn universum moet je wel in een contrapost staan.
Dit unieke register dient ook nog eens ergens toe. Het stelt Ris in staat om grote thema’s – liefde, dood, familie, oorlog – te benaderen op een manier die rechtdoet aan hun gewichtigheid. Iets van de grootsheid van de klassieke verhalen maakt hij zich eigen, juist ook wanneer hij hedendaagse thema’s als homofobie erin vermengt. Het resultaat is een prachtig oprecht fragment als:
Jouw dood is de mijne, mijn lieve broertje.
Wie zal het voor me opnemen nu, wanneer
ze lachend al mijn tanden eruit trappen?
Broersgedicht van Michiel Ris is een bijzondere bundel. Vol klassieke vormen en met een ongebruikelijke leidraad: de band tussen twee broers, van wie er één in het leger zit. De taal is vrij direct, maar ook heel precies: ‘ook toen kwam er – natuurlijk – geen einde aan/de sleur’ of: ‘het is nu te laat om hem nog te bellen,/ook al is zijn stem – een verhaal, hoe kort ook –/alles wat me nu nog gerust kan stellen’. Net als de vormen verwijzen ook titels (Iphigeneia, katabasis) vaak naar de oudheid.
Hoewel de angst en de twijfels van de thuisblijvende broer om de uitgezonden broer realistisch en to the point worden weergegeven, evenals de romantische liefde en haar dagelijksheid (het andere grote thema in de bundel), doet het geheel me toch wat stijf en gekunsteld aan. Dat zit zo: de gedichten roepen de oudheid op. Als incidentele lezer van klassieke werken vind ik het bijzonder om te merken hoe de klassieke vormen van de gedichten en ook het taalgebruik laten zien hoe weinig er veranderd is in wat we denken en hoe we ons voelen als een geliefde zich in het strijdgewoel gooit.
Toch had de bundel daar wellicht op een subtielere manier mee kunnen spelen, want juist het gekunstelde van deze oude, vaste vormen creëert een afstand tussen mij en de inhoud van de gedichten die het me moeilijk maakt om me echt met ze te verbinden. Ik word als lezer net iets te weinig opgetild en meegenomen, blijf iets te veel langs de zijlijn staan. Soms is het zelfs alsof ik door een verrekijker kijk naar iets wat zich eigenlijk net te ver weg bevindt om het helemaal goed te kunnen zien.
Broersgedicht is een bundel met heel heldere thema’s: broederschap, volwassen worden, het dunne koord tussen een held en een misdadiger. De dagelijkse levens van de twee broers in de bundel kunnen niet verschillender zijn: ‘Ik op kamers, jij op een legerbasis/als mariniertje’. De verteller probeert de afstand te overbruggen en zijn eigen leven te verbinden aan dat wat ver weg en onbekend is. Hij zoekt in vertellingen uit de klassieke oudheid naar ingangen maar vindt vaak ‘wat aangevreten papier en nog wat/rottende tongen– ’. De broer wordt rechtstreeks aangesproken, maar ook een moeder, en een geliefde. De verteller lijkt naar samenhang te zoeken, naar een manier om een verhaal te kunnen maken, om een begin aan een einde te kunnen verbinden: ‘Als een handvol as zal ik achterblijven als/handvol gedichten’.
De gedichten zijn fris en hoewel figuren als Achilles, Iphigenia, Alcaeus en Hercules worden aangehaald, ademt de taal van Ris een dagelijkse, toegankelijke en haast overzichtelijke sfeer. Rouw, angst en afscheid gaan prima samen met Ikeameubels, corpsballen en lievige boterbloempjes. Er groeit hoop in de gedichten: ‘[…] in mijn bloed/tiert er een prachtpeleton aan bloemen’. Die toegankelijkheid heeft iets verraderlijks: in no time ben ik in de wereld van de broer, van het gezin, in het stadsleven van de verteller waarin hij zichzelf moet beschermen tegen homofobe vijandigheid, kan ik er kijken naar de treffende beelden die Ris oproept. Maar ik ben er ook snel weer uit. Ik kan me als lezer vlug vertrouwd voelen in de gedichten, maar even gemakkelijk ben ik in mijn hoofd ook weer ergens anders. Broersgedicht is een mooie bundel, maar misschien had ik op iets meer onvergetelijke zinnen gehoopt. Op iets meer kauwen.