Misschien kunnen we onszelf beter begrijpen door de ogen van anderen.
In het berghok van de tekenacademie kleed ik me uit. Mijn kleren liggen in een hoopje op de grond, mijn paarse jas hangt aan de kapstok, mijn tasje staat op een kruk. Ik verstop mijn lichaam nog even onder een witte kamerjas en knoop mijn vlechtjes tot een knot. Het is moeilijk om mezelf volledig bloot te geven, zelfs bij de mensen die zo dicht bij me staan. In het verleden heb ik geleerd mijn kwetsbaarheden te bedekken, mijn littekens te verbergen onder een dikke laag kleren. Ik beslis wat de mensen wel en niet weten. Ik ben opnieuw begonnen. Er is een verleden dat ik heb moeten opbergen onder mijn huid. Mijn familie weet dat ik door de week als verantwoordelijke in een warenhuis werk en op vrijdagavonden veel verdien met mijn werk in de kunstacademie. Dat ik hier naakt poseer voor de schilderklas houd ik liever geheim. Er zijn maar weinig mensen die deze twee kanten van mij kennen. Ik verzwijg iets uit noodzaak, uit een nood aan veiligheid, omdat je niet weet hoe mensen jou interpreteren.
Wanneer ik door de ruimte loop, stopt het geroezemoes. De mensen stoppen met fluisteren in een taal die ik nog niet volledig versta. Ik begrijp dat ze nu naar mij luisteren, naar mijn voetstappen. Hun ogen zijn op mij gericht, ze staren mij aan, wachten op het moment dat ik mezelf onthul. Zij zitten te wachten, met hun kleren aan, enkel en alleen omdat ze deze les kunnen betalen. Het wordt stil. Sommigen sorteren hun papieren, anderen beginnen hun potloden opnieuw te slijpen. Ik stap op de trede voor het houten podiumpje in het midden van de zaal en kijk naar de leerkracht. Hij mompelt iets over tijd en ruimte, begint een standbeeld na te bootsen. Ik volg zijn beweging en na een kort knikje, versteent mijn lichaam. De leerkracht drukt op zijn timer en de eerste twintig minuten zijn begonnen. Ik sta met mijn hoofd omhoog; mijn armen bungelen als een sjaal naast mijn lichaam; ik sta in een contraposthouding en het voelt alsof ik elke moment in duizend stukjes kan breken. Er ontbrandt een kille vorm van woede. Ik kan hun blikken niet zien maar er ontstaat een stroom aan gedachten die niet de mijne zijn, het lijkt alsof ik hun gedachten in mijn hoofd begin op te roepen, hun stilzwijgen weergalmt in de doofpot van mijn geheugen.
Zij schetsen mijn lichaam, gommen het weer uit, terwijl ik als versteend wacht op het geluid van de wekker. De potloden maken een soort van schurend, bijna knarsend geluid. Er ontstaan kromme lijnen en bolle vormen die op een beweging lijken. Het is een andere vorm van strelen, denk ik. Een vorm van wentelen en uitwrijven. Het lijkt wel een onophoudelijk verzoenen van gum en potlood, papier en beeld. Ik herken vaag het silhouet van mijn naakte lichaam op een wit blad. De aanraking van het blad en mijn lichaam maken me zenuwachtig. Ze raken me niet aan, denk ik. Ze raken niet verder dan de schets, niet verder dan het randje, de omlijning ervan. Ze tekenen alleen mijn buitenkant, verder dan dat laat ik het niet komen. De felle warmtelamp achter het houten podiumpje waar ik nu ondertussen al zeker tien minuten stil sta, verspreidt een oranjerode gloed over mijn lichaam. Ik krijg het koud met een heet randje. In mijn bibberende naakte lichaam voelt het alsof dit lijf niet van mij kan zijn. Het lijkt alsof het hen nu toebehoort. Ik durf niemand aan te kijken terwijl hun ogen mijn lichaam met zulke veelzeggende verwondering volgen, mijn bevroren houding vastleggen, mijn blote bestaan aanschouwen als hun eigen kunstwerk.
Er werd mij niet gevraagd waarom ik mij hier blootgeef. Waarom ik deze houding aanneem of waarom ik een tatoeage van een sfinx onder mijn linkerborst heb. Waarom ik een litteken op mijn rug richting mijn schouderblad heb. Er wordt niet gepraat over problemen of zorgen. Zwijgen geldt hier als een bewijs van concentratie en talent. Ik wou dat ik kon schreeuwen. Ik sta hier naakt, doe iets. Ik sta hier onbekend naakt voor jullie ogen en er is niemand die zich daar iets van aantrekt. Er is niemand die geïnteresseerd is in wat er wordt uitgegumd. Er is niemand geïnteresseerd in wie ik ben, alleen in dat stomme naakte vlees. Nochtans ken ik sommige namen en van anderen ken ik de namen van hun kinderen, maar niemand kent mijn naam. Het voelt alsof alles hier weloverwogen, bijna dwangmatig achter wordt gehouden. Ik kan mensen horen zuchten. Dit lichaam van mij stelt hen duidelijk op de proef. Dit schetsen lijkt wel een loutering waarbij ik hun handen beklad, het bloed vanonder hun nagels haal.
Het is pauze. Als een snelle donkere vos, duik ik terug in mijn witte kamerjas en haast ik me naar het berghok om me volledig om te kleden. Wanneer ik terug in de zaal ben zie ik de leerlingen naar elkaars werken kijken. Er wordt opgetogen gebabbeld, bijna geneuried alsof er een soort lofzang begint, met de leerlingen een koor van castraten. Ik durf me niet zo goed onder de groep te mengen en kijk vanop een afstandje naar het optreden. Plots kruist mijn gezichtsveld de blik van een jonge vrouw. Ze is nieuw, ik heb haar hier nog niet eerder gezien. We hebben oogcontact maar ik kijk direct weg. Vanuit mijn ooghoeken kan ik zien dat ze mijn richting op stapt. Wanneer ze voor me staat, glimlacht ze en zegt ze: ‘Bedankt om te willen poseren, U deed het uitstekend.’ Ik verstijf. Ik weet niet wat ik hierop moet zeggen. Ik stotter. In horten en stoten, een soort van lachen en wenen tegelijk, hoest ik stil een woord dat ik al heel lang niet uitgesproken heb: ‘graaggedaan’. Met enige trots kom ik terug op dit woord en vertel ik haar mijn naam ‘Maryam’.
Hierna blijft het even stil. Ze blijft me vriendelijk aankijken en zegt uiteindelijk: ‘Aangenaam Maryam, mijn naam is Alina, wil je misschien mijn schets zien?’ Ik heb eigenlijk nog nooit naar de schetsen van de leerlingen gekeken, bang voor de confrontatie. Toch knik ik en ik volg haar naar haar tekentafel. Ze buigt zich voorover, haalt haar werk uit een dikke groene map en legt het blad op tafel. De leerkracht komt aan de overkant van de tafel staan en knikt tevreden; ‘heel sterk werk Alina.’ Ik betrap mezelf op een glimlach, en voel het vanbinnen in mijn lichaam warmer worden. De tekening is een beetje abstract, er is veel gegomd geweest, maar de vegen en lijnen vormen samen een dynamisch en veerkrachtig geheel. Ik herken mijn lichaam en sta versteld door de overtuiging van mijn houding. Ik straal een zekere fierheid en standvastigheid uit. Het is werkelijk een prachtige schets. De creativiteit waarmee Alina mij weet weer te geven ontroert me. Ik heb mezelf teruggevonden in het talent van iemand anders. Het lijkt wel alsof ik opnieuw word ontdekt, alsof ik mezelf door Alina’s ogen beter begrijp.