Vandaag heb ik gebeden. Het was opvallend druk in de kerk aan de kunstberg. Je kon er tranen en kaarsen ruiken. Er zaten mensen samen in een kring op stoeltjes maar niemand zei een woord. Mijn handen jeukten, ik zou mensen moeten omarmen, schouderklopjes wrijven en hen vertellen dat ik luister naar hun verdriet. Soms wou ik dat ik troost kon verspreiden, uit al m’n poriën mee-wenen, onze machteloosheid opheffen in saamhorigheid.
Ondanks de stilte kon ik een boodschap van hoop tussen mijn twee dichtgevouwen handen kneden. Ik kon het verlies van anderen voelen en alhoewel ik niet kon wenen rolden er grote druppels tranen van binnen in mijn lichaam en klopte mijn hart in mijn keel. Ik beloofde mezelf dat ik mijn handen zo rond iemand anders ́handen zal leggen. Dat ik vol begrip zal luisteren naar hun pijn en samen met hun zal bidden.