Vijf gesprekken met Benzokarim rondom het verschijnen van zijn debuutbundel

35

BENZOKARIM: WAT IS MOOIER DAN WERKEN AAN TAAL TOTDAT DIE PAST BIJ WIE JE BENT?

Daniëlle Zawadi

Karim Ellouta is een bekend gezicht binnen de spoken-word scene onder de naam Benzokarim. In de aanloop naar de publicatie van zijn debuutbundel El Ghorba stel ik hem graag hier op Vuurland voor in een handvol afleveringen, waarin we steeds een ander aspect van zijn makerschap bespreken. Vandaag: Lessen geleerd.

Karim doet momenteel de docentenopleiding maatschappijleer op de Hogeschool Rotterdam, maar als je dit niet weet begrijp je, als je naar zijn teksten luistert, ook al dat hij veel verstand heeft van de samenleving. Ik sta ervan versteld hoe hij mensen met elkaar weet te verbinden en toch dichtbij zichzelf blijft.

In zijn carrière als schrijver heeft hij op veel podia en in mooie programma’s gestaan. Hij was te zien tijdens grote festivals, in theaters, ook in Zuid-Afrika. Hij heeft samengewerkt met verschillende artiesten. Maar dat is allemaal wellicht heel wat anders dan het intense proces van een bundel schrijven. Ik vraag me af welke ervaringen hij heeft opgedaan en ook welke lessen hem bij zijn gebleven.

Je gaf in een ander gesprek aan dat je naar Kaapstad bent gegaan met het gezelschap van Sites of Memories en dat je daar iets geleerd hebt over de ruimte die je inneemt als persoon en maker. Kun je daar meer over vertellen?

Toen ik daar was realiseerde ik me dat de boodschap belangrijker is dan de boodschapper. Dat heeft veel voor mij betekend omdat je je als maker bewust of onbewust altijd centraal stelt. En als je ervoor kiest om jezelf centraal te stellen, neem je ruimte in. Maar wat doe je met die ruimte? Je moet je afvragen: mag ik deze ruimte innemen? Moet ik deze ruimte innemen? Wat zijn de consequenties daarvan?  

Kaapstad confronteerde me heel direct met ruimte, geschiedenis, makerschap – alles werd daar voelbaar. De stad vroeg me: je bent een maker? Wat doe je dan? En waarom? Wat doe je hier? Waarom ben je hier? Hoor jij wel hier te zijn? 

En ik denk dat als een plek dat bij je los kan maken – dat je bezig bent met een project dat veel groter is dan jezelf – dan kom je erachter dat jouw rommel net zo nodig is als dat het niet nodig is. Het was een mooie ervaring die me humblede. Maar het was ook heftig.

Heftig?

Omdat alles waar ik hier in Nederland van geniet van kolonisatie komt. Een heel groot gedeelte van de welvaart die ik soms vanzelfsprekend vind komt van kolonisatie. Dat kan ik sinds ik in Kaapstad ben geweest niet meer los van elkaar zien. Dus wat is thuis? is een vraag die ik in mijn bundel stel. Lettend op mijn privileges is het belangrijk dat ik me daarvan bewust ben.

Waarin ben je, werkend aan je bundel, beter geworden?

Ik denk dat deze bundel van mij in het algemeen een betere schrijver heeft gemaakt. Omdat het schrijven een intensief proces is waar je op een nieuw level kennis maakt met je makerschap. Je maakt iets oneindigs omdat je het vastlegt op papier, bijna als een tattoo. En als je iets op je lichaam zet ben je voor mij gevoel ook bezig met waarom en hoe en waar je het neerzet. Ik denk dat ik daarom een fascinatie heb voor tattoos, ik heb ze zelf niet. 

Ik heb een manier gevonden om iets te schrijven dat gelezen zal worden, doordat ik mijn werk op papier zie, er kritisch naar kijk en leer omgaan met zelfkritiek en de opmerkingen van mijn redacteuren. Ik vond dat heel interessant om op die manier een eigen taal te maken. Ik volgde steeds mijn gevoel, of het nu een keuze was in taal , Nederlands of Arabisch, of in vorm. 

Wanneer ik werk laat lezen, dan ben ik heel bewust van wat er staat. Dus dan ben ik me ook wel bewust dat het soms grammaticaal niet klopt. En toch klopt het wel voor mij, omdat ik daarmee een boodschap overbreng. Ik weet hoe de taal werkt, hoe je hem spreekt en schrijft. Ik studeer, ik perform, ik geef les, ik weet het. Er zijn vraagtekens die mensen bij mijn werk zetten die ze niet zouden zetten bij iemand die wit is, omdat het in dat  geval experimenteren met taal is. Ik heb dat leren accepteren.

Tolereer jij meelezers tijdens het maakproces?

Ik heb geen meelezers gehad en dat heeft ook een duidelijke reden: dit gaat om een heel kwetsbaar proces. Omdat het gaat over rouwen, pijn en verdriet. Het zijn niet alleen mijn verhalen; het zijn de verhalen van mijn vader en moeder. Dat voelt heel intiem. Dus tolereer ik meelezers? Als het dus zo persoonlijk is, is het al heel lastig als bijvoorbeeld een redacteur daar iets over te zeggen heeft.

Waar kijk je het meest naar uit, zodra je bundel uitgebracht is?

Ik geloof heel erg in collectiviteit. Ik kijk het meeste uit naar dat ik mensen kan laten meeproeven. Bijvoorbeeld; ik kijk er heel erg naar uit dat mensen kunnen zien hoe prachtig en mooi mijn moeder was. Dat ze een beeld kunnen krijgen van de weg van mijn vader. Ik kijk uit naar erkenning; niet alleen richting mij of mijn werk, maar ook andersom. Het aantal lezers is niet belangrijk, het gaat er voor mij om wat het gaat doen bij mensen. Omdat ik geloof dat makerschap een manier van uitwisseling is. 

Ik ook. Ik ben echt heel benieuwd. 

Ik weet nu al dat het mooi is. Voor mij. En dat is genoeg. En tuurlijk denk ik wel eens; ooeh, hoeveel mensen gaan er komen? Ga ik er ooit een prijs mee winnen?  Dat zijn allemaal dingen waar je geen controle over hebt. En waar je ook geen controle over zou willen hebben. Waar ik wel controle over heb is mijn eigen tevredenheid. Ik ben tevreden en gelukkig dat ik het nu zo heb kunnen doen, met de juiste mensen om me heen. Ik kijk uit naar 18 november. De dag dat ik mijn moeder kan eren. 

*

Draagkracht

gedicht uit El Ghorba

Weet de zon waar ze op schijnt.

Weet de aarde wat ze draagt.

Kleden we onszelf wel eens uit,

totdat we niet meer bestaan.

Zakken we wel eens door de grond,

om daar verder te ademen.

Verschuilen wij ons wel eens in de muren.

Achter het behang.

Boven het plafond.

Onder het bed.

Als ik nog even kan,

van je mag.

Ik ben net zo goed,

als net zo slecht.

Ik ben net als hen, net, net zo erg.

Was je handen in mijn onschuld,

Spoel je mond met mijn blikken.

Ik ben zo groot als ik mezelf maak.

Maar ik kan er niet voor waken.

Kan nauwelijks mijn eigen wereldje dragen.

Wie draagt me?

Wie vraagt me?

Ik ben de afdruk van.

Niet de nadruk op.

Ik ben slechts een gedeelte van wat was.

Zo nu en dan.