Vijf gesprekken met Benzokarim rondom het verschijnen van zijn debuutbundel

25

BENZOKARIM: HIERMEE EER IK MIJN MOEDER, EER IK MIJN VADER EN OOK MEZELF

Daniëlle Zawadi

Karim Ellouta is een bekend gezicht binnen de spoken-wordscene onder de naam Benzokarim. In de aanloop naar de publicatie van zijn debuutbundel El Ghorba stel ik hem graag hier op Vuurland voor in een handvol afleveringen, waarin we steeds een ander aspect van zijn makerschap bespreken. Vandaag: Het proces.

Het gesprek dat ik met Karim hield voor dit interview vond plaats in een Rotterdams café op een regenachtige middag. Ook al komen we allebei uit Den Haag (en ik omgeving), we ontmoeten elkaar vaker wel in de havenstad dan niet. Daar is het podium, als het ware de plek waar het allemaal begon. Logisch dat hij nu ook in Rotterdam woont. Als je doet wat wij doen, dan kun je er niet omheen, zo praat hij warm over de stad waar hij zich thuisvoelt. Maar om van dat podium af te stappen en je te wagen aan het intensieve proces van een debuut, en daarin ook slagen, is net zo aanmoedigend als dat het vragen opwekt bij me.

Hoe begin je aan zoiets?

Het grappige is, in eerste instantie schreef ik voor mezelf in een bepaalde vorm die je spoken word kunt noemen, die je poëzie kunt noemen… En daar had ik gewoon peace mee. En op een gegeven moment deelde ik wel eens wat van mijn werk met mijn vrienden. En ja, dat was op een leeftijd dat ze me niet per se begrepen en dat er gewoon een beetje lollig over werd gedaan. Wat oké is, hoor. Dat was in 2017. Ik had al mijn werk uitgeprint, een mapje gekocht, het allemaal naast elkaar gezet en toen dacht ik: oké ik ga een dichtbundel uitbrengen. Om mijn werk in een boek te hebben voelde voor mij het meest logische op dat moment.

Maar op een gegeven moment leerde ik hier in Rotterdam nieuwe mensen kennen, en hier kun je dus niet om spoken word heen. De vrienden die ik hier maakte wisten veel beter dan ik wat ik aan het doen was. Dus toen ik met hun mijn werk deelde, zeiden zij: dit is spoken word. En zij hebben mij gekoppeld aan een workshopserie van Elten Kiene; Next Generation Speaks. Ik deed tegelijkertijd mee aan de Poetry Slam Rotterdam [die Benzokarim won], en toen aan de nationale finale en aan heel wat open mics. Ik merkte in die tijd dat de spoken scene het je bijna afleert.

Wat afleert?

Dat je werk ook op papier zou kunnen. Op een gegeven verwaterde het idee dat ik ook dingen op papier kon maken. Toen werd ik spoken word artiest. Daarom zeg ik altijd: ik ben begonnen met spoken word. Dat is iets wat ik altijd heel belangrijk vind om te vermelden. Maar ik vind mezelf ook een dichter. 

Je geeft aan dat het een van de meest logische manieren voor je was om werk te delen. Hoe ben je van je teksten uitprinten in 2017 naar hier gegaan?

Praktisch: na een tijdje had ik wat optredens gedaan en had ik ervaringen opgedaan. Ik merkte dat ik niet meer zo met mijn eigen werk bezig was. Toen leerde ik Manu van Kersbergen kennen. Hij is samen met Derek Otte de oprichter van Rorschach. Met hem heb ik een heel fijn gesprek gehad, waarin we elkaar bijna op een filosofische manier leerden kennen. Aan het einde van dat gesprek zei hij: ‘Weet je, als je erover denkt om een bundel uit te brengen, laat het me gewoon even weten – ik kan niets beloven’. Ik dacht oké. Dit was in 2020. En vanaf dat moment klopte het weer. Want ja, dat wilde ik altijd al. Dat gesprek met Manu voelde als thuiskomen. Ik ben toen weer gewoon begonnen met schrijven met het idee: oké, dit zou een bundel kunnen worden… In mijn hoofd ervoer ik de ruimte om mezelf weer als dichter te zien. Toen ben ik naar hem toe gegaan en ik zei: ‘Het lijkt me logisch om nu een bundel te maken.’

Dit is ook belangrijk: in al mijn werk moet ik mijn gevoel volgen. Als ik bijvoorbeeld een tekst in het Arabisch doe, dan doe ik dat niet omdat het cool is, maar omdat het goed voelt. Zo ook met de bundel. Het voelde gewoon goed om dat nu te doen. En Manu en Derek Otte waren heel enthousiast. Dit was in de zomer van 2021. Het voelt ondanks dat we nu ongeveer anderhalf jaar verder zijn alsnog als een lang proces. Dat heeft te maken met de lading die het boek kreeg.

Kun je meer over die lading vertellen?

Het proces van het maken van de bundel is zwaar. Het is heel mooi, het is heel kwetsbaar, het is een eer, maar het is vooral zwaar. Omdat ik het in de bundel heb over mijn moeder die ziek is geweest en is overleden, ik heb het over het rouwproces. Ik heb het over mijn vader. Ik ga met hem heel doelgericht het gesprek aan. Hij heeft een belangrijke plek in de bundel gekregen. Het voelt alsof al die dingen puzzelstukjes zijn die goed passen. En ik voelde dat de boodschap belangrijker was dan de boodschapper. Het werk werd belangrijker dan ikzelf. Die lading maakt dit uitbrengen heel spannend. Ik ben heel gelukkig dat ik het heb kunnen doen. Ik heb nachten wakker gelegen van enthousiasme. Omdat ik denk bij mezelf: hiermee eer ik mijn moeder, eer ik mijn vader en ook mezelf. 

Dus nu zo een maand voordat het uitgebracht wordt voel je je…

Heel excited. Ik ben nog niet eerder zo trots op mijn werk geweest. Dit is vooral voor mezelf belangrijk omdat ik daarmee de lading een plek mag geven. Mijn debuut komt ook op een hele speciale datum uit: drie jaar na het overlijden van mijn moeder. Ik heb het gevoel – hoe spiritueel dit ook mag klinken – dat mijn moeder heeft meegeschreven. Mijn vader heeft letterlijk meegeschreven. Maar mijn moeder heeft door mij meegeschreven. Dat is het meest waardevolle cadeau dat ik aan mezelf kan geven: dat ik nu kan kijken naar wat ik heb gemaakt en er warm van word. 

*

Segment over Benzokarim uit Brommer op zee VPRO (30 oktober 2020)