we tellen af en weten na één niet wat te zeggen

Leonie Moreels

wanneer weer een jaar groen en geel uiteenspat

fiets ik steenwegen op en door rood

naar een prematuur in plastic bakje op een kinderafdeling

dat wacht tot iets het voedt, kant en klaar maal

aan het infuus leg ik een iphone zeventien voorzichtig

veeg vier kandidaten weg, de wangen gebarsten

mompelen ze met mond vol marshmallows: dikke hazen

ik mag niet ding zeggen tegen het kind

maar het ding is dat het geen kind is

verplegers hebben geen attest troosten

een therapeut is ter plaatse, ik vraag haar naar

het andere verse leven in deze gang

is in dit ziekenhuis ook een plek voor net-niet-mensen

te jong of bejaard om nog mee te spelen, net niet

droevig genoeg voor een ziektebeeld

het ding heeft honger, ik geef puree met lila plastic lepeltje

elders schrikt een kleuter met leukemie uit nachtmerries wakker

maakt van lakens armen en lichaamswarmte

wat dan met

veteranen, vechtscheidingsechtgenotes, dementerenden,

relatietherapietieners: wel vatbaar maar niet klaar te leven

ik heb toestemming te vertrekken en denk: vaarwel

zeg schaapachtig: tot snel

mijn achterlicht is een tumor, koppig zwart bijt het

in de stang onderaan het fietszadel, blijft hangen