Het geluid van mijn telefoon scheurt mijn ogen open. Mijn vingertoppen branden wanneer ik mezelf overeind duw, en mijn schouders rommelen als een zak cassaven. Ik merk nu pas dat alles pijn doet. Heel mijn lichaam voelt als een elektrisch deken. Maar ik gloei niet, ik zweet. Ik hap naar adem. Ik wrijf mijn handen over mijn gezicht om even weer te doen alsof ik slaap. Want dan zijn mijn ogen dicht en is de wereld zwart. Maar mijn ogen blijven openspringen. Mijn vingers trillen en maken kleine gleuven licht in mijn schreeuw kamer.
Ik schreeuw niet. Dat kan ik nog niet.
Ik maak een lange a-klank die diep en vals is. Mijn lippen zijn droog en mijn tong heb ik lang niet bewogen. Dat doet ook pijn. Mijn ellebogen willen niet gebogen zijn, dus ik laat mijn handen zakken. Ik laat mezelf weer zakken op mijn rug en probeer het opnieuw.
Mijn telefoon maakt nog steeds geluid. Iemand probeert me te bellen, terwijl iemand me een email heeft gestuurd, terwijl iemand een facebookbericht heeft gemaakt, terwijl iemand een snap stuurt, terwijl iemand me smst, terwijl iemand me appt. Iemand probeert me te bellen.
Met een ongecoördineerde actie sla ik mezelf in mijn gezicht. Ik wil mijn lippen aanraken omdat ik me afvraag hoe droog ze wel niet moeten zijn om zo erg te branden. Mijn middelvinger steekt per ongeluk in mijn oog en ik kan weer goed schreeuwen.