Negen interviews met dichters die werken aan hun debuutbundel

39

Esohe Weyden: ‘Nederlands kan ook prachtig zijn’

Thijs Joores

De verbinding is in no time gelegd. Hoewel we elkaar ontmoeten in een videogesprek, weet Esohe Weyden me met haar energieke blik en warme glimlach snel mee te nemen in haar verhaal. Esohe omschrijft zichzelf als een dichteres die zich vooral bezig houdt met spoken word. Een podiumdichter dus, en die sterke stage presence is vanuit Antwerpen door het scherm heen voelbaar.

We spreken elkaar een uurtje eerder dan gepland, want later die dag draagt Esohe voor op een hommageavond voor Jotie T’Hooft, de Vlaamse dichter die in de jaren zeventig op jonge leeftijd stierf en nu een cultstatus geniet. Als deel van haar optreden draagt Esohe een tekst voor die is geïnspireerd op het werk van haar landgenoot.

Hoe pak je dat aan, het je eigen maken van andermans tekst?

Ik maak altijd een reactie op het werk. Als de originele tekst bijvoorbeeld over de liefde gaat, dan benader ik dat thema op mijn eigen manier. Maar het moet wel duidelijk zijn dat ik ergens op reageer, zeker als je het origineel en mijn tekst na elkaar hoort.

Wat ik in ieder geval nooit doe is een herwerking maken. Daar krijg ik een wrang gevoel bij. Uiteindelijk is poëzie heel persoonlijk, het is de visie van één specifieke persoon. Ik zal nooit weten waarom een andere dichter een regel geschreven heeft zoals die er staat of welke diepere lagen er in die regel verstopt zitten. Ik kan wel achterhalen wat de dichter ongeveer bedoelt, maar je weet nooit vanuit welke positie iemand precies schrijft.

Daarom wil ik die positie van de andere dichter eerbiedigen. Ik kan het best een reactie schrijven die vertrekt vanuit mijn eigen visie, in plaats van me de tekst van die ander toe te eigenen. Andere dichters hebben daar geen moeite mee, maar persoonlijk vind ik het belangrijk om andermans werk op deze manier te respecteren.

Als ik je gedicht ‘Palet Parkinson’ lees (zie onderaan), valt me op dat je ook enorm veel respect hebt voor de taal en wat die allemaal kan. En op je website schrijf je: ‘Taal beweegt mij.’ Hoe is dat zo ontstaan?

Toen ik op de lagere school zat, was ik elke week in de bibliotheek te vinden. Andere kinderen voetbalden, maar ik was altijd aan het lezen. Onder klasgenootjes was er tegelijk een Engelse hype: iedereen vond het Engels heel interessant door de Amerikaanse films, series en muziek. Het Nederlands vonden ze in vergelijking maar een lelijke taal.

Daar was ik het niet mee eens. Ik genoot ervan om door het lezen nieuwe Nederlandse woorden te ontdekken, die ik vervolgens in de klas gebruikte. Anderen pikten die woorden dan ook wel op. Die liefde voor taal heeft zich organisch ontwikkeld tot het zelf schrijven, het knutselen met woorden om iets te maken dat mooi klinkt.

Dat het mooi klinkt, is voor mij als spokenworddichteres erg belangrijk. Ik wil dat het publiek tijdens mijn performance hoort dat het Nederlands ook prachtig kan zijn.

Hoe begon je met spoken word?

Ik schreef al op jonge leeftijd, maar lang wist ik niet dat ik met die teksten iets extra’s kon doen. De gedichtjes kwamen in mijn K3-notitieboekje en dat was dat. Op mijn zestiende kregen we op school een workshop slam poetry van Yannick Moyson. Toen ging er een wereld voor me open. Ik besefte dat mijn poëzie niet moest liggen verstoffen in de lade. Ik kon er ook mee naar buiten treden.

Via Yannick kwam ik bij mijn eerste open podium. Althans, dat dacht ik: ik had me zonder te weten ingeschreven voor het Belgisch Kampioenschap Poetry Slam. Ik had maar één tekst mee en dat was redelijk awkward, maar het was een leuke ervaring waarbij ik veel mensen uit het wereldje heb leren kennen. Bovendien, de ene performance leidt tot een volgend optreden en sindsdien zijn de uitnodigingen nooit meer gestopt.

Wie zijn de spokenworddichters tegen wie je opkijkt?

Seckou Ouologuem, de stadsdichter van Antwerpen, is een dichter die ik geweldig vind op taalkundig vlak. In de Antwerpse scene vind je weinig mensen van kleur die in het Nederlands schrijven – vooral veel Engelstalig. Toen ik hem voor het eerst op een podium zag, was ik positief verrast toen hij een tekst in het Nederlands bracht. En dan ook nog zo fenomenaal dat ik met de mond open luisterde.

Toen ik later met de Nederlandse spokenwordscene in aanraking kwam, ontdekte ik Babs Gons, tegen wie ik ook erg opkijk. Opvallend is dat de Vlaamse en Nederlandse scenes erg gescheiden zijn. Spoken word is natuurlijk vooral een lokaal fenomeen. Je komt als eerste tegen wie er in jouw stad in het café optreedt, pas daarna ga je verder kijken.

Wat maakt een (spokenword)gedicht volgens jou goed?

Ik ben fan van gedichten die met de taal spelen, met regels die niet alleen een boodschap overbrengen maar ook uniek klinken. Zinnen die je niet in het dagelijks leven hoort. Ik zie woorden als legoblokjes in verschillende kleuren en maten. Als je Nederlands spreekt, ken je een aardig aantal vaste combinaties van die blokjes. We hebben het als mensen nu eenmaal vaak over dezelfde onderwerpen en daar gebruiken we steeds dezelfde taal voor. Het is aan de dichter om de blokjes op zo’n manier in elkaar te klikken dat mensen denken: wauw, dit is fenomenaal, hier had ik nooit op kunnen komen.

Die ervaring had ik bij de opening van ‘Palet Parkinson’. Het begint met veel a-klanken en opeens komt de regel: ‘in mij suddert een vlam’. Die kwam van het papier en klonk luid en duidelijk in mijn hoofd. Hoe ontstaat zo’n regel bij jou?

Tijdens de lessen Latijn op het middelbaar kwam ik in aanraking met stijlfiguren als alliteratie. Het fijne aan die Latijnste poëzie is dat die stijlfiguren er niet zomaar zijn voor de leuk, maar dat ze dienen om een beeld te versterken. Zo ongelooflijk vind ik dat. Ook in mijn eigen teksten probeer ik met klank het gevoel in een gedicht te versterken. Al die a-klanken vind ik bijvoorbeeld heel kil, dat past bij de beelden in de eerste regels.

Ik denk dus veel over klank na, maar verder is het een intuïtief proces. Ik schrijf en schrap altijd veel. Eerst produceren en daarna bekijken welke legoblokjes ik kan gebruiken en hoe ik ervoor kan zorgen dat het geheel goed klinkt. Ook nu ik aan mijn bundel werk, bedenk ik bij het schrijven hoe het gedicht op een podium gaat klinken, zoals ik altijd doe. Daarna ga ik pas kijken hoe ik de regels op het papier plaats, zodat mensen het gedicht lezen zoals ik het zou performen. Ik begin een nieuwe regel waar ik in mijn voordracht ook een korte pauze zou nemen. Mijn gedichten lezen als de performance.

Wat zijn de terugkerende thema’s in jouw poëzie, naast de taal?

Ik heb heel veel gedichten geschreven, maar voor mijn bundel ben ik voor de samenhang toch op zoek naar één thema. Ik neig nu naar ‘zelfreflectie’. Mijn debuut is in zekere zin een kennismaking met mij als dichter, dus ik selecteer gedichten die gaan over mijn twijfels en mijn opvattingen. Een gedicht over het milieu past daar niet tussen.

Beeldende kunst is ook een onderdeel van wie ik ben: ik teken en schilder veel portretten. Dat zit ook in veel van mijn gedichten. Ze gaan trouwens niet allemaal over mij. Sommige zijn heel persoonlijk, maar in ‘Palet Parkinson’ en in veel andere teksten draait het niet per se om mij maar om de rol van de kunstenaar. Ik vertrek vanuit mezelf en vertel zo over de positie van mensen die iets gelijkaardigs doen. Er staat wel ‘ik’, maar dat kan net zo goed de lezer zijn. Die mag zelf beslissen hoe die dat ‘ik’ leest.

Naast selecteren ben ik nog druk nieuwe gedichten aan het schrijven. Als ik nadenk over de volgorde van de gedichten in de bundel, merk ik dat er leemtes zijn. Daar ga ik in een latere fase mee aan de slag: kijken wat er nog nodig is in de compositie en die gedichten op maat schrijven, kort en krachtig. Zoals ik op een podium ook bruggetjes maak tussen mijn gedichten, maar dan meer overwogen.

Op welke reactie hoop je wanneer je bundel Tussentaal in februari verschijnt?

Publiek dat een spokenwordavond bezoekt, weet waarvoor het komt. Maar soms treed ik op als intermezzo in een programma dat niets met poëzie te maken heeft. Het is altijd extra leuk als na dat soort optredens mensen naar me toe komen en zeggen: poëzie is normaal niets voor mij, maar nu ben ik benieuwd naar meer. Dat is het effect van spoken word: de vlotheid ervan verlaagt de drempel enorm. Zo kun je poëzie naar de mensen brengen en niet alleen naar het literaire publiek.

Wat de incrowd betreft: ik vind het spannend om te zien hoe mijn bundel onthaald gaat worden binnen de spokenwordscene: sommigen gaan het sowieso tof vinden, anderen gaan zich afvragen waarvoor die bundel nou nodig is. Ik verwacht dus een gemengde reactie, maar gemengd is goed. Daar moet ook diversiteit in zijn.

Uiteindelijk ben ik tevreden als iemand zich in mijn gedichten kan herkennen, of juist kennismaakt met een nieuw perspectief. Dat is allebei belangrijk, herkennen en totaal niet herkennen. Van allebei heb je een beetje nodig.

*

Palet Parkinson

ik snuif ze op
beelden die al stamelend spreken en
standpunten maken zonder ze te staven
stadsgezichten, stamcafés en op de straten ook obstakels
strakke penseellijnen die groeien
maar dan toch stagneren
als stamcellen uitgegroeid en standhoudend
in mij suddert een vlam,
maakt cirkels in de lucht als een stuntman
stuurt mijn gedachten en stappen tegen de wanden van een stuwwal
ze stellen vragen,
waar blijft je bagage?
ik weet dat het nu stilstaat,
maar ik zweer het je
ik duw al

sinds mijn ogen erin sloegen het stuifmeel te reflecteren
duizenden pupillen dansend op een onbekende route
maar ik ben geboren in de winter en de winter kent geen bloesem
stapel mijn zorgen op
zestig kruisjes op mijn spaarkaart
ze wijzen naar de spattende verf op mijn schildersdoek
en staren door een spleetje naar de realiteit
ongedekt en ongeblinddoekt
mijn naakte ik is zoekend maar tegelijk ook zoek
ze kan niet slapen als ze de wieg van de wereld in moet
stockholmsyndroom
mijn gedachten dringen door
en ik vereeuwig ze in woorden
ik vertaal ze in beelden
ze blazen leven in mijn karkas
scheuren open, en doen helen

ik ben geen standaardschilder
ik spuw op mijn canvas mijn speciale ideeën
stapel ze op zonder stappenplan
beheerst en sluipend, ik ken geen stenotypen
noem het stijlvol of stilistisch
ik zal nooit sterven

Besproken boeken

Esohe Weyden: Tussentaal

Tussentaal

Esohe Weyden

Bestel