Negen interviews met dichters die werken aan hun debuutbundel

29

Nisrine Mbarki: ‘Een gedicht beslist voor zichzelf’

Thijs Joores

Het is een frisse zaterdagochtend en ik sta met Nisrine Mbarki op de pont over het IJ. Nisrine is een veelzijdige schrijver, dichter, columnist, vertaler en programmamaker, aldus haar uitgeverij. Ze vertelt meteen over de laatste vertaling waaraan ze werkte. Voordat ik daarop kan doorvragen, zijn we al aan de overkant.

De Tolhuistuin is nog niet open, maar het gebouw ernaast wel. We zijn er allebei al vaak langs gelopen maar nog nooit binnen geweest. Een hippe hamburgertent, waarvan het interieur het midden houdt tussen een club en een hotellobby. We bestellen koffie en nemen plaats in een rustig hoekje. Nisrine zakt volledig weg in haar loungestoel – ‘nee, dat is veel te relaxed!’ – dus we wisselen van plek. Ik zit letterlijk op het puntje van mijn stoel.

‘Mijn tong is gespleten’ (zie het gedicht onder dit interview) heeft een heel sterk begin: ‘mijn moeder ontnam mij haar taal en zichzelf’. Hoe kwam je aan deze openingsregel?

De eerste regel is er altijd al. Daar begint het schrijven bij mij vaak. Ook deze was er gewoon, dat valt niet te verklaren. Ik hoorde hem als het ware. Toen kwam er een tweede – het ‘en zichzelf’ was eigenlijk een losse, langere regel. Maar ik voelde dat die uitbreiding niet nodig was.

De laatste regel van het gedicht was er ook al. Ik wist alleen niet meteen dat het de laatste regel van dit gedicht ging worden. Ik heb een document met allemaal regels waarvan ik weet dat ze in een gedicht terecht gaan komen. Maar ik weet nog niet in welk gedicht, en of het een begin of een einde is. Tussen de eerste en de laatste regel moet ik altijd bouwen.

Wat bedoel je daarmee?

Ik moet construeren. En soms is het meer componeren, als het een gedicht is met veel klank of ritme.

Ik schrijf verschillende soorten gedichten: bij sommige gaat het om de taal, bij andere is er vooral een inhoud in de vorm van beelden die ik wil overbrengen. In die taalgedichten zitten bijvoorbeeld rijm en alliteratie. Die middelen gebruik ik niet bewust maar op gevoel: een zin klopt of een zin klopt niet. Ik weet dat die zin zo moet, maar ik weet niet waarom.

‘Mijn tong is gespleten’ is een redelijk vol gedicht. Dan is dat construeren extra belangrijk. Wat komt er eerst, wat daarna, en is het in evenwicht? Dat zijn de vragen die zich opdringen terwijl ik het gedicht schrijf.

Dus je benadert die twee soorten gedichten op een heel andere manier?

Ik beslis mijn benadering niet van tevoren. Misschien klinkt dat vaag, maar een gedicht beslist voor zichzelf wat het kan worden, of moet worden. Over het algemeen zijn mijn gedichten vrij vol: lange zinnen met veel beelden. Ik heb mijn hele bundel nu uitgeprint en op de vloer gelegd, dan valt op hoe vol de A4’tjes staan.

Je hebt niet de neiging om jezelf daarin te beperken?

Nee, totaal niet. Dit is het resultaat. Ik probeer trouw te zijn aan wat een gedicht wil en stel zelf geen voorwaarden. Sommige gedichten zijn anderhalf A4’tje. Ik zie wel hoe dat werkt als het in de bundel staat.

Voelt het werken aan de bundel als een geheel ook als bouwen?

Ik houd me pas de laatste maand bezig met het geheel. Eerder was ik daar heel bewust niet mee bezig, om te voorkomen dat ik bij het schrijven van de afzonderlijke gedichten beïnvloed zou worden door een bedachte indeling. Ik dacht: ik schrijf dertig gedichten en daarna zie ik weer verder. Dat heb ik ook gedaan. En toen ben ik dus op de vloer gaan schuiven met de A4’tjes. Daar is de indeling uit voortgekomen.

Wat gebeurde er dan?

Al heel snel begreep ik dat er een reeks in zat van vier gedichten, die steeds bestaan uit vier strofes. Die hoorden dus duidelijk bij elkaar – qua vorm, niet per se qua inhoud. Daarna bleven er natuurlijk nog veel gedichten over om te ordenen. Ik denk niet heel thematisch, ik volg mijn intuïtie. Dus er kwamen gedichten bij elkaar die bijvoorbeeld qua vorm compleet tegengesteld aan elkaar waren. Maar om de een of andere reden moesten ze bij elkaar. Ik heb flink moeten schuiven, later ook binnen de reeksen, maar de opbouw staat.

Wanneer klopt de compositie dan voor jou?

Als het geheel in evenwicht is. Ook moet er een spanningsboog in de bundel zitten, een soort logica die bijna wiskundig is. Dan klopt het. Nu heeft het einde nog iets nodig, merk ik, dus ik ben een laatste gedicht aan het schrijven. Het slotgedicht.

Het feit dat het een slotgedicht heet, geeft mij al stress. Ineens voel ik druk, terwijl ik totaal geen druk voel als ik poëzie schrijf. Het schrijven is iets dat ik gewoon moet doen.

Het klinkt alsof je meer schrijft voor jezelf dan voor een lezer.

Ik schrijf vooral voor de taal. Ik denk inderdaad niet aan een lezer, dan blokkeert alles. En ook niet aan mezelf. Ik kan zelf niet te veel in het gedicht zitten, het moet losstaan van mij. Een gedicht lijkt soms persoonlijk, maar het sprekende ik staat los van mij. Die moet het verhaal zo ongecensureerd en zo vrij mogelijk kunnen vertellen.

Ik heb het schrijven van het laatste gedicht lang uitgesteld, ook al wist ik al even hoe het moest worden. Dat gedicht vraagt iets anders van mij, iets wat ik nog moet leren. Het is een kwestie van goed luisteren waar het gedicht heen wil of moet. Ik moet naar het gedicht luisteren zonder het kader van wat ik ermee wil. Daarvoor moet ik alles buiten het gedicht vergeten.

Betekent dat ook je afsluiten voor andere literaire invloeden?

Zeker. Ik luister vooral veel muziek waar geen woorden in zitten. Of bijvoorbeeld met Poolse tekst, die ik niet versta maar wel heerlijk vind om te horen. In Arabische muziek worden vaak klassieke gedichten gezongen. Die versta ik wel, maar ze zijn al eeuwenoud, ik heb ze te vaak gehoord om me erdoor te laten beïnvloeden.

Er zijn wel een paar dichters die me heel dierbaar zijn en die ik altijd kan lezen. Zij zijn voor mij tijdloos. In het Nederlands is dat Anneke Brassinga. Zij is een taalpurist. Ieder gedicht van haar kan ik duizend keer lezen en elke keer lees ik iets nieuws. En verder de Poolse dichter Tadeusz Różewicz. Zijn werk gaat veel over de oorlog en de grote thema’s die daarbij horen. Ik lees ook Asmaa Azaizeh, een hedendaagse Arabische dichter die ik vertaald heb. Ik vind het belangrijk om voorbij het Nederlands te kijken, ik móét ook lezen in het Arabisch, Engels of Frans.

Meertaligheid speelt een belangrijke rol in je werk. Daar wilde ik je eigenlijk naar vragen, en bijvoorbeeld ook naar moederschap, maar het lijkt je helemaal niet om de thema’s te gaan tijdens het schrijven.

Ik schrijf niet over moederschap of over meertaligheid, maar als het goed is zitten die thema’s in mijn werk. Er komen genoeg talen voor in de bundel, maar dat komt simpelweg doordat ze zich aandienen. Meertaligheid en moederschap zijn inherent aan mij als mens: ik ben moeder en ik ben meertalig. Maar als ik me voorneem om daarover te schrijven, help ik het gedicht bij voorbaat al om zeep. Ik weet niet waar ik over schrijf, echt niet. Ik vind dat onmogelijk om te benoemen. De bundel heet niet zomaar Oeverloos. De poëzie heeft geen grenzen.

In januari verschijnt je debuutbundel. Hoe voelt dat?

Ik heb erg lang gewacht om te debuteren. Twintig jaar, om precies te zijn. Ik ben niet eerder gedebuteerd omdat ik mijn werk zelf niet goed genoeg vond. Het is niet aan mij om te zeggen dat het nu wel goed genoeg is, maar ik ben wel op het punt gekomen dat ik denk: deze teksten moeten samen in één bundel komen.

Na lang uitstellen heb ik dus besloten nu toch te debuteren. Dat is heel spannend, maar het voelt ook natuurlijk. Ik heb nooit eerder gevoeld dat ik een bundel moest maken. Ik ben behoorlijk kritisch: er worden in mijn ogen veel bundels uitgegeven die niet goed genoeg zijn. Dat betekent ook dat ik scherp naar mijn eigen werk kijk. Wat gepubliceerd wordt moet iets bijdragen.

Op wat voor reactie hoop je?

Ik hoop alleen maar dat mensen geraakt worden. Dat er herkenning of resonantie plaatsvindt. Dat is bijzonder en ongrijpbaar. En hopelijk bereik ik veel verschillende mensen. Ik schrijf niet voor maar één publiek. Poëzie wordt door zo’n kleine wereld gelezen: vooral dichters lezen dichters. Het zou cool zijn om meer mensen te raken met taal. Maar verder heb ik geen doel hiermee. Ik schrijf gewoon de poëzie die ik moet schrijven.

*

Mijn tong is gespleten

mijn moeder ontnam mij haar taal en zichzelf
mijn kindertong werd overgeleverd aan
geprevelde gebeden die altijd alles bezweren
korte harde kloosterklanken op veengrond
achtergebleven scheldpartijen van oude krijgsmachten
oude tekens op getatoeëerde kinnen van moeders moeders moeders
sindsdien sleep ik het lot aan haar kruin achter me aan

in mijn kinderkeel werd een genadeloos pact gesloten
een overeenkomst zoals die van gescheiden families omwille van het kind
een samenzijn dat middelen heiligt uit de dagen dat idealen goden waren
goden die beschermen als je waardige offers brengt
maar wel offers zo gaaf als snijtanden
ik heb gezwollen melk uit jullie talrijke borsten gedronken
zonder te weten wie werkelijk wie was
in mijn luchtpijp waanden jullie je Nimrod in Babel

1 لو كنت أؤمن بمفھوم الأمومة لوكنتن امھاتي

de syntaxis werden op strakke bedjes naast elkaar gezaaid in mijn strottenhoofd
jullie kerfden tekens in mijn stembanden en staken zwaarden in mijn gehemelte te ruste
door mijn borstkas duwden jullie vleugels naar buiten voor een mogelijke exodus
in mijn mondholte herschiepen jullie wezens waarvan je de naam niet mag uitspreken
hun scherpe gekrulde ⵉⵙⴽⵉⵡⵓⵏ2 dreigden dagelijks mijn huig te verbannen
hoeven vertrapten eux en oui en liefkoosden ي en م om hun vloeiende vormen
aan mijn hoofd naaiden jullie oren vast gekneed uit jullie tonen
ma tête lourde de votre promises

verbanning heb ik afgeschaft en op mijn tong vindt een orgie plaats
mijn huig kan vuurspuwen in nood en mijn lippen zacht grenzen wegblazen
Germaanse sneeuwvlokken lossen op in oude Semitische bergbastaards
tomeloze huwelijken worden tussen mijn wangen gesmeed
glijden soepel als gepolijste kralen in een rozenkrans

mijn tong is gespleten uit trouw aan het noorden en het zuiden
geduld loopt naast me en als ik me spraakverwar geeft ze me een hand
mijn moeder wordt oud en spreekt soms haar taal die ik uiteindelijk leerde
van grootmoeders die de aarde eerst te drinken geven voordat ze zelf drinken

1 als ik in het concept van een moederschap geloofde waren jullie mijn moeders
2 Isqiwen, hoorns in Tamazight

Besproken boeken

Nisrine Mbarki: Oeverloos

Oeverloos

Nisrine Mbarki

Bestel