dat je een grote witte jas krijgt omgedaan waarvan de mouwen
te lang zitten, er wordt gefluisterd dat uit jouw botten uiteindelijk
een treurwilg groeien zal, eigen omhelzingen zijn een schrale troost voor zij
die met koude handen een bol wol achter zich op straat doen rollen
iemand neemt in jouw plaats misschien de draad weer op, haalt er de kinken uit
het kan, met zoötropen lees je de gang van zaken af flikkerend
als de te vervangen lampen van de psychiatrie
kijk, zeg je, er zwemmen schaduwen in het meer, ze strelen
de keien op de bodem glad zoals enkel de handen van een ander dat kunnen,
jouw jas ligt aan de oever naast twee paar schoenen, het water stompt jullie rotspunten af