‘Achting, allen’, zegt Here plechtig. Hij slaat hard op de gong. Het schavot dat de etalage van de winkel scheidt is wat naar voren geschoven. 

Kleine Levi kijkt beteuterd om zich heen. Hij heeft pas zijn eerste stapjes gezet en is nu aan de beurt voor de Oplichting. Ik probeer met mijn kin de lichtbol naar beneden te duwen. De hitte voel ik nauwelijks meer. De korsten hebben mijn huid ongevoelig gemaakt. 

De etalagelampen draaien zich van het raam af en stellen zich aan weerszijden van het podium op. Joke en Marcel, Levi’s ouders, schommelen zenuwachtig met hun kappen.

‘Leviticus Johannes, bij deze plant ik in u het licht, dat u voor het leven blind maakt en u warmte en zegeningen brengt…’ zegt Here eerbiedig. 

Levi’s halsje wordt nat gemaakt. Vervolgens pakt Here de tang en probeert om de metalen fitting tussen zijn sleutelbenen te drukken. 

‘AAAUW!’, schreeuwt de kleine Levi uit. 

Uit de bak met water haalt Here een nieuwe geblazen bol. Levi spartelt tegen. Here draait de lamp ruw op de aansluiting. 

‘Hoe gaat het?’, mompelt oude Cees. Hij staat vlak naast me. Er loopt wat speeksel langs zijn mondhoeken.

‘Het lukt niet’, fluister ik. ‘De bol is niet helemaal rond.’

Onder Levi’s kin priemt een glazen bal. Zijn hoofd wordt vervormd door de bol. Het is zo groot dat het een tweede hoofd lijkt. Here gaat nu achter het schavot staan met Levi om de bol op te lichten. De etalagelampen knielen al.

‘Hoedt uw lamp en licht uzelf op mijn bevel eenmaal op, waar mogelijk gebogen’, zegt Here vanachter de houten muur. 

Iedereen dimt eerst zijn lamp, of doet een poging tot. We krommen onze ruggen zodat we recht op Levi schijnen. Joke en Marcel houden elkaar stevig vast. Het licht van oude Cees brandt nog maar heel spaarzaam. 

‘In zijn naam: licht op!’, roept Here.

Een felle flits licht de winkel op. 

‘In zijn naam: LICHT OP!’, schreeuwt Here nog een keer. Nogmaals wordt de ruimte feller. Daarna slaat Here zonder aarzelen op de gong; meestal is dat een goed teken. Mijn hartslag versnelt. Het is al een keer fout gegaan bij een kind van Marcel en Joke. 

Here pakt Levi op vanachter het schavot en houdt hem triomfantelijk in de lucht. 

‘Het is gelukt’, zeg ik tegen Cees. De etalagelampen jubelen. Marcel en Joke lopen opgelucht terug naar hun plek en wachten tot Levi naar hen toe kruipt. 

Oude Cees roert zich niet.

‘Leviticus Johannes, ga heen, zoek uw geliefden en vind er een huis. Eer uw vader en uw moeder. Laat uw licht u leiden en ga nu heen in vrede’, zegt Here, terwijl hij Levi op de grond zet. 

Levi’s hele huid schittert door de loepachtige werking van het glas. Hij probeert zijn kin ver van de bol te houden. Met zijn handjes trekt hij aan Here’s broekspijpen.

Cees kan zijn speeksel inmiddels niet meer binnen houden. Het druipt over zijn lamp. 

Levi stoot met zijn lamp tegen een aantal poten. Nogmaals krijst hij. Met zijn handje reikt hij naar zijn kin waardoor hij zijn vingers aan de hete bol brandt. 

‘Kom maar snel, lieverd!’, roept Joke paniekerig. Ze probeert zich te ontdoen van Marcel die zich aan haar heeft vastgeklampt, maar ze is niet meer zo wendbaar. Haar rupsrok is langzaam met haar vel vergroeid; hij is zelfs een beetje krokant geworden. 

Kleine Levi huilt zachtjes. Ik kijk naar zijn ogen, die nu dubbel zo groot lijken. Zijn eerste tranen verdampen meteen op het hete glas van de lamp.

‘Goed zo, Levi, kom maar!’, schreeuwt Joke, terwijl ze zich opnieuw probeert los te rukken.

‘Niet doen!’, roept Here streng. ‘Levi moet zelf tot u komen!’

Maar Levi heeft Joke al gezien en kruipt naar de verhoging. 

‘Lichten uit, allemaal!’, gebiedt Here vanachter zijn balie. 

De avond valt. In de achterste hoek van de winkel wordt het helemaal donker. Alleen de etalagelampen schijnen nog, maar te ver bij ons vandaan om er profijt van te hebben.

Oude Cees begint steeds harder te flikkeren. Hij is al tot zijn knieën vastgemaakt aan de houten steunpaal naast hem, maar ook dat is niet meer genoeg. Hij helt langzaam over. 

‘Wat is dat toch’, vraagt Here. 

‘Oude Cees’, zeg ik. ‘Het is bijna met hem gebeurd.’