De achtergrondzangeres is haar kind verloren. Het gezin – de vader, de moeder, de dochter – was op vakantie in Ierland en het waaide. Hard. Zoals dat alleen maar kan aan de rand van de wereld. Door de manier waarop de rotswanden uitstaken in de zee was het net alsof ze ergens naar reikten. Alsof er ooit zomaar een stuk was afgebroken en ze hoopten dat het ooit nog terug kwam drijven om zich weer bij hen te voegen.
Het gezin staarde achter een laag muurtje naar de meer dan tweehonderd meter hoge kliffen, terwijl onderaan de golven met onuitputtelijk geweld tegen de wanden stuk sloegen.
‘Het is zo… woest, die natuur,’ zei de achtergrondzangeres.
‘Alsof een paar reuzen die kliffen zomaar even uit de grond hebben gestampt.’ De vader legde een arm om haar heen.
De dochter draaide zich om, keek naar haar ouders omhoog. ‘Er bestaan toch helemaal geen reuzen?’
‘Klopt,’ zei een man die naast hen stond. ‘Kun je nagaan hoe sterk de mensen waren die dit hebben gemaakt.’
Het meisje keek de man met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Hebben mensen dit echt gemaakt?’
De man lachte. ‘Nee hoor, ik maakte maar een grapje. Wil je weten hoe het wel is ontstaan?’
De dochter knikte gretig en zo ontstond er een gesprek tussen het viertal, dat echter al snel te technisch werd voor het dochtertje. De achtergrondzangeres en de vader luisterden aandachtig terwijl de man vertelde over erosie, water en wind dat stukjes steen mee de zee in neemt. Hij vertelde met het enthousiasme van een aardrijkskundeleraar, tot zijn blik viel op iets wat zich achter hen afspeelde.
‘Ho, volgens mij gaat uw dochter op avontuur.’
Ze was over het lage muurtje heen geklommen en stond nu dicht op de rand van de afgrond, tuurde op haar tenen naar beneden.
‘Jongedame,’ schreeuwde de achtergrondzangeres. ‘Jij maakt onmiddellijk dat je terugkomt.’
De dochter draaide zich om. ‘Maar vanaf hier kan ik het goed zien! Het is hier veel mooier!’
Juist op dat moment kwam de wind opzetten. De achtergrondzangeres werd zo hard aan haar jas getrokken dat ze struikelde. Ze moest zich aan het muurtje vastklampen om niet tegen de grond te smakken. Ze zag niet eens dat de windvlaag ook aan haar dochtertje trok, alsof een onzichtbare gedaante ineens aan haar capuchon sjorde. Ze zag niet dat haar dochtertje wild om zich heen maaide in de hoop iets vast te kunnen grijpen en ze zag ook niet hoe ze achterover tuimelde, de eindeloze diepte in.
Toen ze zich weer oprichtte was de achtergrondzangeres verstomd. De wind was gaan liggen. Ze hoorde niet hoe de mensen om haar heen gilden van schrik. De geur van de zee kwam haar neus niet meer binnen, haar mond was kurkdroog. Haar dochter was weg. Ze zag alleen een lege afgrond, een uitgestrekte zee en naar iets ongrijpbaars reikende rotswanden.
*
Het moest een begrafenis worden, vond ze. Haar dochter zou geen hoopje as worden. Iets dat pas zo kort op de aarde rondliep mocht niet nu al compleet weggevaagd worden. Ze had een graf nodig, een steen waar de achtergrondzangeres naar terug kon keren.
Ze hadden haar lichaampje, dat tijdens de val tegen de rotsen was geklapt en flink verminkt was, zo goed mogelijk hersteld, zodat ze in ieder geval nog een beetje leek op de dochter die ze ooit was. Toch lukte het de achtergrondzangeres niet om in de kist te kijken. Het was alsof een magneet haar blik naar de grond trok en iedere keer dat ze het probeerde, kwam ze niet voorbij dan de rand.
Ze keek wel toe toen ze de kist lieten zakken. De vader hield haar vast en ze had een zwarte sluier voor haar ogen. Waarschijnlijk hielp dat. Zo kwamen de beelden minder hard binnen en was het net alsof ze door een oud televisiescherm naar een trieste film keek, alsof het niet haar dochtertje was dat daar in de aarde verdween.
Later die middag, toen de achtergrondzangeres en haar man terug naar de auto liepen, kwam er iemand op hen af. Hij droeg een zwart pak en een pet die zijn ogen met schaduw bedekte. Door haar sluier kon de achtergrondzangeres niet zien wie het was.
‘Gecondoleerd,’ zei de man met een zware stem. ‘Ik kan me niet voorstellen hoe het is om zoiets mee te maken.’
Aan zijn stem herkende ze hem meteen. De zanger. Ze kon zich niet herinneren dat ze hem had uitgenodigd. Ze kon zich zelfs niet eens herinneren dat ze hem van het overlijden van hun dochtertje had verteld. Wat deed hij hier? Ze kon niks beters verzinnen, dus besloot het maar gewoon te vragen.
‘Waarom ben jij hier?’
De zanger glimlachte. ‘Je hebt vast al meegekregen dat er een nieuw album uit is. Van de band. En we hebben het nog niet aangekondigd, maar we willen binnenkort op tournee. Dus eigenlijk is mijn vraag of je binnenkort langs kunt komen om alvast wat te repeteren.’
Haar mond viel open en ze staarde hem aan. Had hij dit werkelijk aan haar gevraagd? Op de begrafenis van haar dochter? Waar haalde hij het gore lef vandaan? Hij was hier helemaal niet om zijn steun te betuigen, hij was hier omdat hij zo nodig op tournee moest.
‘Je bent een egoïstische klootzak, weet je dat?’ Ze sloeg hem vol in het gezicht. Ze draaide zich om en ze reden weg, lieten de zanger met een rode wang achter.
*
In de weken die volgden probeerde de zanger haar keer op keer te bellen. Wanneer ze niet opnam stuurde hij talloze sms’jes. Ze hadden haar nodig, typte hij. Zonder haar stem was een tournee de moeite niet waard, hield hij vol. Het zou haar goed doen, zei hij. Ze negeerde hem volledig.
Terwijl haar man langzaam maar zeker weer naar zijn werk ging, zat zij thuis op de bank. Vroeger had ze nog het zingen, maar sinds het verlies van haar dochter had ze zich daartoe niet meer kunnen zetten. Er waren dus geen redenen meer over om de buitenwereld op te zoeken en ze kon binnen de veilige muren van haar huis blijven, waar ze alleen was met haar gedachten. Ieder belletje en elk sms’je van de zanger deed haar herinneren aan de dag van de begrafenis, dus toen de zanger na een maand nog niet was gestopt, blokkeerde ze zijn nummer.
Een paar dagen later kwam haar man thuis van werk. Hij hield zijn telefoon in de lucht.
‘Hij belt mij nu ook al. Hoe is hij überhaupt aan mijn nummer gekomen?’
‘Zeg hem maar dat hij dood kan vallen, met z’n tournee.’
Haar man zuchtte. ‘Schat… ik heb eens zitten denken, en volgens mij-‘
Ze wierp hem een waarschuwende blik toe.
‘Nee, alsjeblieft,’ ging hij verder. ‘Luister nou. Ik denk dat hij misschien gelijk heeft, die zanger. Dat het zingen je goed kan doen.’
Ze keek hem aan alsof hij had voorgesteld hun dochter achterna te springen. ‘Ben je serieus? Je denkt toch zeker niet dat ik kan zingen in deze staat? Of ben je alweer zo druk met je werk dat je bent vergeten dat onze dochter dood is?’
‘Vergeet niet tegen wie je het hebt. Ze was evenveel mijn dochter als de jouwe. Ik rouw evenveel als jij.’
Ze richtte haar blik naar de grond. ‘Sorry,’ mompelde ze.
‘En zij was jouw grootste fan. Ik kan me niet voorstellen dat ze had gewild dat je om haar zou stoppen met zingen.’
Ze was een tijdje stil. ‘Het voelt zo snel, allemaal. Te snel.’
‘Toch denk ik dat je het moet doen.’
Er rolde een traan langs haar wang richting haar mondhoek. Ze ving hem op met haar tong, proefde het zout en knikte. Ze pakte haar telefoon, deblokkeerde het nummer van de zanger en opende hun chat.
Oké. Zeg maar wanneer ik waar moet zijn.
*
Een hoop mensen waren druk in de weer met materialen, instrumenten en kabels. De meeste mensen kende ze van vroeger, uit zalen en repetitieruimtes zoals deze. Ergens voelde het fijn om weer met hen samen te zijn. Niemand vroeg met medelijdende ogen hoe het met haar ging, alsof ze van tevoren met z’n allen hadden afgesproken het er niet over te hebben. Natuurlijk was er ook een kans dat niemand überhaupt iets wist. In ieder geval was ze opgelucht dat ze er niet over hoefde te praten.
De zanger omhelsde haar en bedankte haar dat ze er was. Hij zei dat hij het meende dat er zonder haar stem geen tournee zou zijn geweest. Ze wisselden wat beleefdheden uit, waarna de zanger zijn keel schraapte.
‘Oké, straks gaan we de eerste paar nummers doorlopen. Maar voordat we beginnen wil ik dat je iets voor me doet. Ik wil dat je op dat podium klimt en voor ons gaat zingen. Voor de crew. Je mag me niet vragen waarom.’
‘Waarom?’
De zanger grijnsde. ‘Doe nou maar.’ Hij liep weg, begon de bandleden en crew te verzamelen. Hij wees ze een plek op de stoeltjes voor het podium. De achtergrondzangeres keek van een afstandje toe.
Toen de lichten werden gedempt en het publiek stiller werd, liep ze zonder dat ze het doorhad naar voren en klom ze op het podium. De spotlight scheen fel in haar ogen en nu ze hier eenmaal stond had ze geen idee wat ze hier deed.
‘Wat moet ik zingen?’ vroeg ze in het luchtledige.
‘Doe maar iets.’
Ze sloot haar ogen en begon. Klein, zacht, met een trillende stem. Langzaam maar zeker vergat ze de crew, de bandleden, de zanger. Haar hoge stem werd zekerder en vulde de zaal, drong de buitenwereld weg, raakte iets in haar dat openbrak.
Ze had haar ogen dicht, dus kon niet zien hoe haar stem de anderen tot tranen bracht. Wel rook ze zoutige zeelucht, ze voelde de wind langs haar gezicht strijken. Ze reikte naar iets, ongrijpbaar ver weg. Voor haar ogen danste haar dochter, die op haar tenen over een muurtje naar de kliffen keek. En ze kon zweren dat ze haar kon horen zingen.