De fan was depressief. Alleen wist ze dat zelf nog niet. Althans, ze wist het wel, maar ze durfde het niet uit te spreken. Het uitspreken maakte het echt, definitief. Ze moest gewoon op haar tanden bijten, doorpakken, de schouders eronder, huppakee. Niet lullen maar poetsen.
Maar het lukte niet. Elke dag waarvan ze tegen zichzelf zei dat het weer een nieuwe was, werd ze wakker onder een deken dat weer een stukje zwaarder leek dan de dag ervoor. De wolken waren donkerder, het regende vaker, de muren van haar kamer leken dichter op elkaar te staan dan eerst.
Zelf wist ze ook niet hoe het kwam. Anders had ze er wel wat aan gedaan. Er was geen dag, geen gebeurtenis die ze aan kon wijzen, niets waardoor ze kon zeggen: ‘Daardoor ben ik depressief.’ Ook al had ze dat gewild. Nadat ze zich een paar weken lang kut had gevoeld vroeg ze zich op een dag simpelweg af of ze niet gewoon depressief was.
En ja, de talloze websites beschreven precies hoe ze zich voelde. Ze bleef zoeken naar een bron die het tegendeel bewees, die haar zou vertellen dat ze zich nergens zorgen om hoefde te maken. Dat het vanzelf over zou gaan. Die website vond ze niet. Overal zeiden ze dat je erover moest praten en professionele hulp moest zoeken, maar wanneer ze dacht aan al het gezeur dat daarbij kwam kijken en aan alles wat men van haar zou denken, klapte ze haar laptop dicht en kroop maar weer onder haar dekbed.
Een paar maanden geleden was ze ontslagen van haar baantje en ze kon geen energie opbrengen om een nieuwe te vinden. Naar school hoefde ze allang niet meer, dus spendeerde ze het grootste gedeelte van de tijd op haar kamer. Ze kwam pas rond het middaguur uit bed, at beneden haar ontbijt en vertrok weer naar boven voordat haar ouders konden beginnen over een nieuwe baan. Op haar kamer keek ze series, dwaalde ze door YouTube en luisterde ze naar muziek. Aan het eind van de dag kon de fan zich vaak maar amper herinneren wat ze precies had gedaan. Het was alsof ze de wereld ervaarde in een verdoofde staat, waarin niets echt tot haar doordrong.
Ze lag op haar bed, scrollend door haar Twitterfeed met een serie op de achtergrond, toen er op haar deur werd geklopt. Ze reageerde niet. Pas na een paar seconden stilte kwam haar moeder de kamer binnenlopen.
‘Hey, lieverd.’ Ze ging op het puntje van het bed zitten. De fan richtte haar blik niet op van haar telefoon.
‘Hoe gaat het met je?’
De fan gaf geen antwoord. Ze bleef naar haar telefoon staren, maar registreerde amper wat er op het scherm voorbij kwam. Ze luisterde naar de stem, ademhaling en minuscule bewegingen van haar moeder. Die schoof licht ongemakkelijk over het bed en schraapte haar keel.
‘Je vader en ik zien je de laatste tijd zo weinig beneden…’ Wederom liet ze een stilte vallen, zodat haar dochter haar kon onderbreken en kon vertellen wat er aan de hand was óf dat ze haar gerust kon stellen. ‘En we maken ons zorgen om je,’ voegde haar moeder er nog aan toe, toen een reactie uitbleef.
Er raasden allerlei zinnen door het hoofd van de fan. Zinnen die haar moeder zouden vertellen hoe somber ze was, hoe nutteloos ze zich voelde, hoe ze soms dacht dat de wereld ook goed zonder haar kon. Dat het geen verschil maakte als ze vandaag in de badkuip haar polsen door zou snijden. Ze bedacht zich hoe fijn het zou zijn om door haar moeder vastgehouden te worden, om zich tegen haar aan te laten drukken. Toch bleef ze zitten op haar bed, met haar rug tegen de muur en haar ogen gericht op haar telefoon. Hoe graag ze misschien ook iets wilde zeggen of haar moeder wilde omhelzen of haar op z’n minst aankijken, iets hield haar tegen. Een onzichtbare muur, een onzichtbare hand die zich om haar keel klemde.
‘Je weet dat je met ons over alles kunt praten, toch?’
Ze knikte voordat ze het doorhad.
‘Oké… dus er iets niets aan de hand?’
‘Nee, mam. Alles prima.’ Haar stem kraakte, als een houten deur die al lang niet meer open was geweest.
Ze voelde haar moeder aarzelen. Ze wist dat haar moeder wist dat er wél iets aan de hand was, maar om de een of andere reden durfde ook zij het niet te benoemen. Het onuitgesproken woord hing als een verstikkende mist in de kamer.
‘Oké dan,’ zei haar moeder uiteindelijk. Na nog een paar seconden te hebben gewacht stond ze op en verliet ze de slaapkamer. Het leek alsof haar schouders lichtjes schokten. Toen de deur dichtviel en ze weer omlaag keek zag ze dat er tranen op haar scherm gedruppeld waren.
*
Haar favoriete band had onlangs een nieuw album uitgebracht. Dat niet alleen, een week eerder hadden ze ook aangekondigd dat ze op tournee gingen. Hoewel de fan een jaar geleden in een oogwenk een kaartje zou hebben gekocht, deed de aankondiging haar nu maar weinig. Ze scrolde niet eens verder om te kijken of ze bij haar in de buurt speelden voordat ze het scherm alweer weg klikte.
Dat was misschien nog het ergste: hoe weinig die muziek haar nu deed. Ze herinnerde zich hoe de band haar vroeger door de middelbare school had gesleept. Ze luisterde constant naar ‘You’re mine’ toen ze voor het eerst een vriendje kreeg, kocht alle lp’s voor de platenspeler die ze van haar opa kreeg. Wanneer ze ruzie had met haar ouders zette ze de muziek zó hard dat de ramen trilden. De posters van de zanger die in een microfoon stond te schreeuwen was hingen nog altijd aan haar muur. Wanneer ze luisterde naar de band was het niet zomaar muziek, maar voelde het als een geruststelling. Alsof die band alleen maar bestond om er voor haar te zijn.
Nu had de muziek al haar waarde verloren. Het nieuwe album raakte haar niet, stond alleen maar aan op de achtergrond, als ruis, zodat de stilte niet overheerste. Hoewel ze het album nu misschien al vijftig keer had gedraaid – deze vorm van marteling had ze zelf uitgevonden – kon ze nog steeds geen enkele titel of melodie reproduceren als je het haar zou vragen, laat staan dat ze de nummers kon meezingen.
Hoe hard ze het ook zette, haar gedachten overstemden de muziek. Ze dacht aan hoe het haar schuld was dat haar ouders zich zorgen om haar maakte, aan hoeveel makkelijker het zou zijn als ze er niet meer was. Ze vroeg zich af of ze haar nek zou breken als ze vanuit het raam met haar hoofd naar de grond zou duiken. En nog altijd was er niemand tegen wie ze het vertelde, ondanks dat de gedachten dat het morgen beter zou zijn inmiddels waren verdwenen.
Totdat op een dag haar moeder weer op de deur van haar slaapkamer klopte.
‘Schat? Ik heb iets voor je.’
‘Oké,’ riep ze terug, waarop haar moeder de kamer binnenkwam met haar telefoon in haar handen. Met een brede glimlach liep ze richting het bed.
‘Daar komt ze.’ Ze gaf de telefoon aan haar dochter, die een paar keer moest knipperen voordat ze geloofde wat ze zag: op het scherm zat niemand minder dan de zanger. Ze keek van de telefoon naar haar stralende moeder en weer terug, met een openhangende mond.
Nadat ze zich aan elkaar hadden voorgesteld en de fan haar mond weer dicht had, trok de zanger een serieuze blik.
‘Zo,’ zei hij. ‘Dus jij bent depressief.’
De fan draaide haar hoofd naar haar moeder, die rood aanliep en haar blik naar de grond richtte. De fan haalde haar schouders op.
‘Niet echt.’
‘Jawel, jij bent depressief. Je moeder heeft ons in een handgeschreven brief van zo’n tien kantjes alles verteld. Ook hoeveel jij vroeger naar ons luisterde. En nu heb ik een verrassing voor je, maar alleen als je het toegeeft.’
‘Als ik wat toegeef?’
‘Dat je depressief bent.’
‘Maar ik ben niet depressief.’
‘Ik weet niet hoe serieus jij jezelf neemt, maar mij hou je niet voor de gek.’ Op zijn gezicht hing de soort glimlach waarvan je wist dat je het nooit ging winnen.
De fan voelde de onzichtbare hand weer om haar keel klemmen. De woorden bleven ergens in haar strot hangen, als een braakbal die ze maar niet omhoog gehoest kreeg.
‘Ik weet hoe hij voelt, die hand. Gewoon wegslikken,’ zei de zanger.
Dus ze slikte, haalde diep adem en voelde de lucht haar longen binnenstromen. ‘Oké,’ zei de fan. ‘Ik ben depressief. Echt fucking depressief.’
‘Goed zo. En je zorgt maar dat je over een paar maanden beter bent, want dan ga je met ons mee op tournee. Het hele land door.’
Op dat moment voelde ze de sluizen opengaan. Er rolden tranen over haar wangen. Haar moeder kwam naast haar op bed zitten en legde het hoofd van haar dochter tegen haar borst. De fan voelde een warmte die ze een lange tijd niet had gevoeld. Pas toen het buiten donker werd en ze na uren te hebben gepraat de telefoon ophing, merkte ze dat ze kramp in haar kaken had van het glimlachen. Morgen weer een dag, dacht ze. Nu nog doorpakken.