Alle stortbuien in oktober – 2

Lelie Danesh

Ik sta heel stil met mijn rug tegen de muur. Tegenover mij zie ik het raam, dat niet langer gesloten kan worden, waardoor steeds meer regen naar binnen valt. De druppels vallen in de wasbak onder het raam. Dat zal via het putje weggevoerd worden, denk ik. Langs mijn nek voel ik iets, nat en koud, naar beneden glijden. Ik draai me om en zie een straal water langs de muur naar beneden lopen. Op het plafond zie ik een grote vlek, nat cement. Hoe op te vangen, wanneer al dit water toe zal nemen?

Ik herken deze stortbuien niet uit mijn jeugd. Ik herinner me droge dagen, langzaam en uitgerekt tot in het wisselen van de seizoenen. In oktober hadden wij alleen last van de mist, die zich in de ochtenden neerlegde voor onze deur en tot in de late avonden bleef liggen. De ochtenden zonder de mist, rende ik het veld op. Aan de randen van het veld hingen de bladeren aan hun laatste eind tot ze langs kolkende stronken vielen. Ik keek naar de schors, bedekt in een jas van mos en daartussen witte schimmel trappen.

Ik zit gehurkt voor de muur en kijk naar het water, dat steeds sneller naar beneden glijdt en de vloer bedekt. Ik trek mijn jas uit en leg die neer op de grond, tegen de muur. Ik hoor de wolken buiten, overstuur en steeds luider. Het raam trilt, regendruppels duwen er in legerformatie tegenaan en stromen naar binnen. De wasbak vult zich. Het putje moet verstopt zitten, denk ik. Ik duw mijn rechterhand in het putje, een gaatje in de wasbak, maar voel niks. Op de grond, rechts, ligt een kleine zwarte emmer. Ik plaats hem onder de wasbak, zodat hij een deel van het water opvangt.

Ik loop naar de muur en zie hoe het water onder mijn jas doorstroomt. In de kast, links in de kamer, liggen meestal een aantal witte lakens. Ik open de deurtjes, maar zie niks liggen. Ik trek gehaast mijn blouse en broek uit en leg ze op de vloer, tegen de muur aan. Met wankele hoop deins ik naar achteren met mijn doorweekte jas in mijn handen. Halverwege de kamer blijf ik staan, nat van het zweet en met zwakke spieren, omhels ik mijzelf in de kou die nu binnendringt. Een wit licht beweegt zich van links naar rechts in de kamer, tot het op mijn buik tot stilstand komt. Ik staar ernaar en volg de oorsprong tot ik voor het raam sta.