Tijl Nuyts (Istanbul, 1993) woont in Brussel en is eindredacteur poëzie van het literaire tijdschrift Kluger Hans. Zijn debuutbundel Anagrammen van een blote keizer werd…
Een aantal dagen geleden ben ik nietsvermoedend, zonder geldig vervoersbewijs, op de trein gestapt van Tijl Nuyts’ poëzie. Ik stapte in zonder te weten wat ik kon verwachten. Doordat ik weinig verwachtingen had, kon ik me laten meevoeren van Antwerpen naar Morsel, naar Mechelen, Weerde, Eppegem, Vilvoorde, Haren, Bordet, en Meiser. Ik ben met Nuyts als pelgrim naar Jeruzalem geweest, ik heb naast hem gezeten in de auto, razend over de snelweg.
In deze bundel voelde het alsof ik met een vriend op stap was, een belezen, slimme vriend die me van alles aan kon wijzen waar ik normaal niet op zou letten. Ik zag mensen staan die me normaal niet zouden opvallen, zoals de vrouw met de gele lippen, scheve froufrou, en een ketting vol honden. Of de mens die naast ons hurkte en naar de hemel rook.
Deze reis kon enkel plaatsvinden door de zwarte veelhoek die we aan het begin moesten inslikken. Ik moet bekennen dat ik bang was om de scherf door te slikken, de hitte op mijn lippen te voelen, het prikkeldraad te voelen dat mijn keel in krulde, maar het was nodig. Dat weet ik nu. Om tijdens het lezen van de bundel op meerdere plekken tegelijk te kunnen zijn. Het is Nuyts vergeven.
Eeuwenlang bracht religie het Europese continent in beweging. We gingen op kruistocht en stuurden missionarissen naar ‘primitievere’ gebieden, omdat we ervan overtuigd waren dat onze godsdienst de juiste was, de enige juiste. Inmiddels leven we in een grotendeels seculier gebied en is het religieuze verkeer afgenomen. Wie nog voor het geloof de deur uit wil trekt hoogstens naar Lourdes, Santiago de Compostella of Mekka. En voor wie helemaal niet meer gelooft is die zonvakantie naar Las Palmas een haast spirituele ervaring.
Toch doet Tijl Nuyts in Vervoersbewijzen precies dat: een tocht ondernemen voor het geloof. In het eerste gedicht van de afdeling ‘Vagebond’, getiteld O Groenendaal, zet hij zijn missie op papier: ‘Stel je voor: een blauwe wagen / met een grote laadbak / en daarin een brein. / […] Het is het brein van een gelovige. / Volg die wagen.’ De niet-gelovige reiziger stapt in treinen, trams, metro’s, bestelbusjes en een blauwe deelauto (een cabriolet) om de godsdienstige tegen te komen en erachter te komen hoe deze zijn godsdienst praktiseert.
Het zal niet verbazen dat een bundel die zichzelf dit doel heeft gesteld bomvol religieuze beelden en verwijzingen staat. Zo voert Nuyts in het Brusselse metrostation Sint-Katelijne een zwangere man op die met hulp van wat plichtsgetrouwe toeristen bevalt van een lam dat lijkt op een ‘grote vuile vis’: ‘Even later staat het op vier wankele houtskoolpoten,/ zoekt het naar een uier.’ Prachtig.
De zoektocht naar geloof richt zich echter niet alleen op het christendom. Een metrohalte verder ziet een meisje djinns (bovennatuurlijke wezens uit Arabische verhalen die bezit kunnen nemen van het menselijk bewustzijn) in de disco en wakkert een videogame het geloven weer aan: ‘(‘Wij voelen eindelijk weer waarom God ons voeten gegeven heeft,’/ getuigt iemand over Pokémon Go.)’. De gelovers in Vervoersbewijzen komen God overal tegen: op Twitter, Tinder, Netflix, Whatsapp, in webshops, op kantoor en thuis, in de wasmachine waarin de stinkende reiskleren een welverdiende wasbeurt krijgen.
In deze relatief lange bundel stapelt Nuyts surrealistische beelden. Treincoupés veranderen in sarcofagen, metrostations in ufo’s en in de supermarkt hangt een sinaasappelgeur als een spook boven de rekken. Krachtige beelden, maar doordat Nuyts ze consistent verpakt in zelfstandige, afgebakende strofen met correcte prozazinnen blijft het allemaal wat gratuit. Waarom vormen precies deze vijf strofen samen een gedicht? Wat is de som van deze beelden? Dat soort vragen stelde ik mezelf net iets te vaak.
Zonde, want daardoor verandert deze intrigerende bundel toch in een net iets te lange reis met de stoptrein. Soms zie je door het raam iets moois, een doorkijkje dat je raakt. Maar als je op je eindbestemming aankomt ben je de haltes en landschappen die je onderweg bent gepasseerd allang weer vergeten.
Ik kan er geloof ik niets aan doen, mijn voorkeur blijkt vaak uit te gaan naar gedichten met een zekere eenvoud, sfeer, en open ruimte.
‘Tijdens warme zomernachten
hangt er iets wilds
in de lucht en wil je denken
in mooie harde zinnen.
Wanneer je in het donker naar huis
wandelt, zweeft het eenzame gezicht
van een anti-god als een belofte
boven de supermarkt.’
Denken in mooie harde zinnen lijkt Tijl Nuyts op het lijf geschreven. Mijn exemplaar van Vervoersbewijzen staat vol onderstreepte zinnen en uitroeptekens. Een aantal gedichten heb ik hardop gelezen, en ik was aangenaam verrast door de muzikaliteit ervan. Muzikaliteit is een belangrijk ingrediënt van deze bundel – zo blijkt meteen uit het motto, een citaat van Cornel West. In dat citaat spoort West seculiere denkers aan om more religiously musical te worden, en religieuze mensen more secularly musical.
Hieruit leid ik af dat dat de taak is die Nuyts met deze bundel op zich heeft genomen: niet alleen muzikaliteit in ritme, klank en toon na te streven, maar ook een zekere culturele muzikaliteit. ‘Het religieuze’ en ‘het seculiere’ (voor zover je deze als losstaande entiteiten kunt onderscheiden) op een muzikale manier met elkaar in contact brengen, laten dansen – geen geringe opgave. De gedichten in Vervoersbewijzen schommelen heen en weer tussen een toverachtig en alledaags universum. Ze grijpen hun plaats in de publieke ruimte, specifiek in het openbaar vervoer, waar allerlei levensbeschouwingen dagelijks langs elkaar bewegen, schuifelend, schurend, detonerend.
Om die muzikaliteit op te zoeken maakt Nuyts gebruik van absurdisme en realisme, wat grotendeels heel goed werkt. Door meteen uit de ‘werkelijkheid’ te vertrekken, en zaken die maatschappelijk onder spanning staan zijlings te benaderen, bijna via een afleidingsmanoeuvre, creëert de dichter bewegingsruimte en lucht voor betekenissen om hun eigen weg te zoeken door het gedruis. Tegen het einde van de bundel draaft het absurdisme voor mijn smaak wel wat lang door, waardoor er een zekere vrijblijvendheid optreedt. Toch sluit Nuyts zijn bundel af met een sprekend, voorzichtig concluderend beeld: lopend langs een snelweg, aan de hand van het goddelijke; slechts een losse, losgeschroefde hand.
De bundel Vervoersbewijzen van Tijl Nuyts las ik grotendeels in de trein en dat bleek een uitstekende omgeving. De gedichten lijken net medepassagiers: ze zijn registrerend, observerend, ‘cavia’s in zaagselvlokken’, soms flitsen ze voorbij, soms komen ze naast je zitten. De gedichten zijn zelf eigenlijk ook constant onderweg. En het gekke: ze zijn heel geschikt voor wie van reizen houdt, maar ook voor wie behoefte heeft aan vertraging. En bovenal: voor wie op zoek is.
‘Een Rus verft een zwart vierkant
over een vergeten schilderij en verklaart
dat in iedere mens een leegte zit
waar God precies in past.’
Waar moeten we in geloven? Wie zijn onze goden en wat doen die in godsnaam voor ons? Dat lijken de vragen te zijn die in de bundel worden onderzocht. Natuurlijk moet je om antwoorden te vinden op pad gaan, natuurlijk vind je die eerder op stations en in metro’s dan thuis op de bank:
‘Profeten verplaatsen zich op zoemende wielen.
Hun adem is jachtig als die van jonge hemellichamen.
Ze dragen slobberjassen en een koelbox
vol voorverpakte vormen op hun rug. Elke maand
worden duizenden nieuwe profeten geboren.’
Onderweg met allerlei (openbaar) vervoer wordt gepoogd verwarring om te kneden tot troostende eenheid, laten Excel-bestanden en Outlook-agenda’s zich strelen als krolse katers en heersen er kanariegele stiltes in de coupés. Kortom: alles komt me zowel vertrouwd als totaal onbekend voor. Een geruststellend idee en een zeer geschikt uitgangspunt voor sterke, veelkantige en trefzekere gedichten.
Poëzie kan soms aanvoelen als een dollemansrit, maar Tijl Nuyts houdt in Vervoersbewijzen het stuur stevig in handen. De bundel is daarom echt een aanrader voor iemand die voor het eerst meters gaat maken met het lezen van poëzie.
De stijl van Tijl Nuyts is in mijn ogen zacht, maar doeltreffend. De volgende fragmenten zijn hier voorbeelden van:
‘Er is een probleem met het moment: / […] / Conclusie: er gebeurt zo goed als niets.’
En:
‘Vandaag verhandelen profeten / geen verdovende middelen meer. / Ze komen je in je oor zeggen waar het op staat.’
Elementen uit de moderne tijd (teksten uit muziek van Franstalige rappers en zangers, maar ook appjes en swipen) worden naast en tegenover religieuze mystiek gezet. Nuyts gunt de lezers ook enkele experimenten in vorm en aangezien het er maar een aantal zijn, komen ze goed tot hun recht.
Mijn ervaring is behoorlijk positief: Nuyts is een betrouwbare chauffeur en nodigt uit tot een tweede rit in deze bundel.