de meeste revoluties worden uitgedacht
in badkamers waar de bontgekleurde tegeltjes
als plakken Turks fruit aan de muur hangen
de gouden kraan lekt
ambrozijn drupt in de wasbak
waar witte handen met lavendelzeep
het bloed van zich afwassen
de handdoeken zijn een schapenlijkje opgehangen
aan diamanten haakjes de spiegels kijken naar mij
en ik wend mijn ogen af: het is hier te mooi
om ineen te storten de poetsvrouw werkt al
overuren en ik wil niet dat ze mijn verdriet
op een stille maandagochtend
van de vloer moet schrapen
wat je ook doet kleur je haar niet
in witte badkuipen
de verf zinkt in de poriën
van het marmer als een
visuele representatie van schuldgevoel
je schrobt je hoofdhuid met bleekmiddel
maar de luizen koloniseren elke centimeter
denken jeukt en de vloer is te koud om
vredig op te slapen maar het is tenminste
stil ik hoor de echo van mijn ademhaling
het water in de bronzen buizen
ik sluit mijn ogen
ik eet het Turks fruit van de muren
ik droog mijn haar met de gouden haarddroger
ik voel me groter in kleine ruimtes
waar mensen met hun edele delen
elegant op porselein zitten
en daarom ben ik hier maar ik bedenk
geen revoluties ik ben het schaap
waarvan de handdoeken zijn gemaakt
drie pillen in mijn pillendoos poedertjes
voor mijn gezicht en eentje voor mijn neusje
maar ik laat geen enkel spoor van mezelf achter
behalve een druppeltje robijnkleurige zelfhaat
die de poetsvrouw op maandagochtend
zuchtend van de vloer schraapt