Waar ik mijn fiets heb geplaatst, weet ik niet meer. Noch hoe ik in godsnaam thuis ben gekomen met 87 cent op mijn ov-chipkaart. Wat ik mij vooral afvraag is wáárom mijn handen telkens hun weg terugvinden naar de voordeur. Vaak ben ik me niet bewust van de straten die mijn versleten All Stars belopen. Schalkwijk is klein genoeg om de meesten te herkennen, groot genoeg om in te verdwalen. Oké dan, die All Stars heb ik van Hicham voor een tientje gekocht. Hij zweert dat ze echt zijn, maar Converse is verkeerd gespeld en ik draag daardoor Conversies uit medelijden.
Ik druk de klinker naar beneden, trek de sleutel weer uit het slot en geef de gammele deur een zetje – de verroeste schroeven piepen en verraden mijn komst. Ik schop mijn schoenen uit, vurig hopend dat de koelkast meer heeft dan een pak melk dat aan het verzuren is. Mijn moeder loopt rechtsreeks naar afprijsbakken – ze kan ‘samen tegen verspilling’ bijna accentloos uitspreken. En niets is aanhoudender dan een accent. Een keer betrapte ik haar op het schrobben van haar tong met een dweil, water en Blue Wonder. Onuitgesproken woorden blijven plakken zei ze. Vaak zijn pogingen tevergeefs. Op het internet heb ik gelezen dat frituurvet effectiever is: aangekoekte gedachten zijn hydrofoob. Sindsdien ruikt de keuken permanent naar aangebrand frituurvet en het behang lijkt eronder te bezwijken. Zelfs geprinte tweedimensionale bloemen van de Kwantum kunnen verwelken – schimmel komt altijd onder lagen tevoorschijn. En nu kan ik er niet meer overheen denken. De donkere plek staart mij aan.
Ik doe mijn jas uit en gooi ‘m over een houten stoel aan onze eettafel. De meeste meubels hier zijn vondsten uit de enige opererende stort in de regio. Op tafel staat een mok koude koffie, daarnaast een croissant waar een monsterhap van is genomen. Ik bijt erin en trek de muffe gordijnen van het keukenraam opzij. Ik slik de taaie prop door. De zon schijnt naar binnen, waardoor ik de stofdeeltjes om mij heen naar beneden zie dwarrelen. De stapels sovjetkrotten in deze wijk zijn zo nauw op elkaar gebouwd, dat ze vanuit dit perspectief op één geheel lijken net als hun bewoners. En hierbij, kun je je een 43-delige Siamese tweeling voorstellen, met 27 hoofden, die door een losgemaakte reuzenhand in een vierkant kruidenpotje wordt gedauwd. Mijn moeder verstopt haar lichaam in de emmer met sop, want wij spreken slechts in plaatsen. Zodanig dat realisaties je opwachten op lege parkeerplaatsen tegenover kapotgetrapte bushaltes waar de buurttantes de krant van vandaag uitblazen. Vraag niet hoe ik dit weet – ook stoephoeren worden oma’s en verveelde lippen praten.