Omdat ik niet zo getalenteerd of intelligent ben als de reuzen in de literaire geschiedenis, vind ik het in mijn vrije tijd leuk – en leerzaam – om op hun schouders te staan door korte verhalen te herschrijven naar moderne versies. Daarbij stel ik vragen: hoe zouden zij omgegaan zijn met digitalisering? Welke woorden hadden ze juist wel, of juist niet, durven schrijven? Welke beeldspraak kan écht niet meer, welke karaktertrekken zijn nog steeds pijnlijk relevant? Wat is zeitgeist, wat is de menselijke natuur zelf? In deze reeks vraag ik aandacht voor het korte verhaal van vroeger en hoop ik een conversatie te voeren over wat tijdelijk en wat tijdloos is.
—
Tea
In het korte verhaal Tea van Saki (H.H. Munro, 1870) wordt de jonge James Cushat Prinkly door zijn omgeving gemaand om, na jaren van losbandigheid, te gaan trouwen. Hij heeft recent een aardige erfenis gehad, hij is al lang geen achttien meer en zijn familie vindt dat hij eens wat serieuzer mag worden. En hoewel hij niet negatief staat tegenover het getrouwde leven, vindt hij de theeceremonies waar vrouwen (in die tijd) prat op gingen verschrikkelijk. Hij moet er niet aan denken! Hierdoor slaat hij het advies van zijn omgeving in de wind en maakt hij een abrupte, eigen keuze.
In mijn versie wilde ik de originele verhaallijn vasthouden, maar qua stijl, woordkeuze en karakters linken aan de problemen waar millennials en GenZ’er tegenaan lopen: de huizenprijzen, de opkomst van het tweeverdienersinkomen, de verminderde waarde die we hechten aan familie. Ook wilde ik de oude stijl ombuigen naar een snellere, kortere stijl die past bij de hedendaagse studentencultuur, waar gemakzucht, individualisme en comfort t.o.v. ongemak de boventoon voeren.
Lees het originele verhaal:
Klik hier!
—
Lucas slaat een traptrede over
Nee, Lucas was niet tegen een relatie, per se. Hij geloofde dat hij er mettertijd eentje zou krijgen, zodra de tijd rijp was voor zaken als ‘belastingvoordeel’ of ‘nationale hypotheekgarantie’. Maar vooralsnog, als het op vrouwen aankwam, had hij vooral oog voor het meervoud in plaats van het enkelvoud. Hij had het er zijn hele studie druk mee: zoenen in de kroeg, ghosting na het ontbijt. En dat was toch prima? Als je het sec bekeek, was hij eigenlijk de laatste die vrouwen ongelijk behandelde: voor hem waren ze allemaal voor één nacht. Was het wereldvreemd om te genieten van een boswandeling, zonder de behoefte om een boom in eigen tuin te planten?
Zijn clubgenoten vonden hem maar vermoeiend. Toegegeven, zij hadden de eerste twee, drie studiejaren ook losbandig geleefd. Maar, gast, luister, zij verloren de wilde haren op tijd en hadden stuk voor stuk toekomstbestendige relaties. Lucas was volgens hen ‘blijven hangen’. Waar hij eerder werd bejubeld, werd hij nu vooral geplaagd; achter zijn rug om werd hij beticht van onvolwassenheid, bindingsangst en – in het ergste geval – slappe was.
Zijn moeder was het daar roerend mee eens. Sinds zijn vader was overleden, had hij zijn wezenpensioen enkel ingezet voor die studentenonzin. Ze vond het nu tijd om volwassen te worden. Hij had zijn lol gehad. Hij moest eens een vrouw gaan vinden. En eerlijk is eerlijk, lag de start van de carrière niet op dezelfde traptrede als een serieuze relatie? Ze zei het omdat ze van hem hield, Lucas. Kleinkinderen, dat wilde ze, en wel voor het te laat was.
En Lucas, die net vorige week zijn masterscriptie had ingeleverd, kon de toekomst niet ontkennen. Stel dat hij nog eens een huis wilde kopen. Een hypotheek in je eentje? Uitgesloten. Voor een modaal toekomstperspectief was een relatie nodig, dat gaf hij toe. Het leven van een alleenstaande in Nederland was gewoonweg niet te betalen. Straks werd hij geconfronteerd met lage schalen, marktconforme salarissen en het budget van een pas afgestudeerde. Waar zijn clubgenoten konden doorstromen naar grotere en mooiere huizen, een auto konden betalen of, hij durfde het woord bijna niet uit te spreken, sparen, zat Lucas nog steeds in dezelfde studentenkamer. Het leven was met twee gewoon gemakkelijker dan met één – economisch gezien.
Omdat hij niet onverschillig was over de mening van anderen – en bang voor de toekomst – gaf Lucas schoorvoetend toe. Hij wilde het best proberen. Maar met wie dan? De vrouwen zagen hem als tijdverdrijf. Een bijrol, geen hoofdpersoon. Lucas had altijd gedacht: als hij het écht wilde, kon hij gewoon stoppen. Maar nu leek dit toch lastiger. Waar moest hij een leuke vrouw vandaan halen? Toen hij dit op een donderdagavond bij de jaarclub op tafel gooide, werd er gelachen.
‘Serieus, jongens,’ zei Lucas. ‘Toe nou even.’
‘Fleurtje,’ riep iemand. ‘Sowieso Fleur.’
De rest klapte instemmend. Iemand sloeg met vlakke op de bijzettafel. Ze riepen: goeie!, there we go! en dattissem!
Anne-Fleur Kaassmaeker? Van de vrouwenvereniging, waar hij één keer een nummertje mee had gehad? Hij herinnerde zich vooral haar luide lach. ‘Juist mooi,’ riep de één. ‘De band is er al.’ En een ander zei: ‘Doet zij ook niet econometrie? Heb je gelijk wat om over te praten.’ De club was het erover eens dat Lucas daar eens werk van moest maken.
Tja, waarom niet? Anne-Fleur stond cum laude en haar vader werkte als senior bij een accountancykantoor. Vanuit economisch oogpunt – en dat was toch het belangrijkste? – was Anne-Fleur een verzekering. Als hij haar tegenkwam bij colleges, of toevallig naast haar zat, rook ze best lekker. Zijn moeder vond haar vast geweldig – Anne-Fleur kwam ook uit Bloemendaal. Zijn jaarclub zei dat ze samen goede banter hadden en dat ze hem wat broodnodig tegengas gaf. Ze zat bij de vrouwenvereniging, in een jaarclub niet heel anders dan de zijne, ze deden dezelfde studie en hadden dezelfde achtergrond. Hun werelden lagen zo dichtbij dat ze constant tegen elkaar aan schurkten.
‘Goed,’ gaf Lucas toe, ‘Anne-Fleur.’
De jongens sloegen op hun knieën en beloofden hem te helpen. That’s what friends are for, gozer.
Terwijl de jongens hen in de daaropvolgende weken koppelden, wende Lucas geleidelijk aan het idee van een relatie. Hij kreeg er zin in: matchende truien, weekboodschappen, huishoudboekjes en – uiteindelijk – een dubbel inkomen. Hij verlangde naar het gemakkelijke, het duidelijke, het simpele. Eigenlijk was de buit al binnen. Lucas moest alleen nog de eerste stap zetten. Altijd zo’n heikel punt: hij moest haar nog mee op date vragen. Maar dat was een kleinigheid. Toch?
Daarom liep Lucas, op een zaterdagmiddag, zelfvoldaan richting de westkant van de stad, langs de zonnende stelletjes in het plantsoen, met de wetenschap dat hij iets als een uitgesteld huishoudelijk klusje ging klaren. Hij kon het na vandaag van tafel vegen. Een vrouw op date vragen – met de eerlijke intentie van een relatie – was ongemakkelijk. Zoiets schoof hij gebruikelijk zo ver mogelijk naar voren. Het lag meer in zijn aard om overal met een bocht omheen te lopen. Maar die tijd was voorbij: hij zette een stap richting volwassenheid. Na vandaag kwam er een einde aan zijn luizenleven.
Zijn overpeinzingen werden verstoord toen hij ruw tegen een schouder stootte. Deze schouder hoorde bij een lange, beenderige jongen in een lullig, tot de nek geknoopt overhemd vol mintgroene kokosnootjes en een kaki zeven-achtstebroek. Na een kort gewapper met armen en wenkbrauwen om duidelijk te maken wie er nou tegen wie aan was gelopen, beende de jongen geërgerd verder. Lucas keek hem fronsend na. Nog geen tien meter verder zag hij hem op een picknickkleed ploffen, bij een meid in een verschrikkelijk gezellig jurkje. Ze veerde op; omhelsde hem een tikkeltje geforceerd; hij kuste haar op de wang, probeerde de andere wang, maar dat mislukte; zij ging zitten, hij volgde; de jongen verschoof driemaal zijn kont op het gras om de juiste houding te vinden. Hij koos voor één hand achter zijn rug en de andere stijfjes op zijn knie.
Bàh, daten. Lucas begreep niet wat daar het plezierige randje aan was. Geheel vrijwillig zaten dagelijks duizenden mensen stijfjes tegenover elkaar als mannequins in een woonboulevard. De stiltes, het aftasten, stijve lachjes, small talk over hobby’s, werk en studierichting, proberen te manoeuvreren naar overeenkomsten, die eeuwige onzekerheid, wat denkt de ander, vindt zij mij, vind ik haar? Nee, daten, daar werd hij verschrikkelijk moe van.
Waarom kon men het ongemak niet gewoon overslaan? Snel de knoop doorhakken en, gebaseerd op leeftijd, sekse, inkomen en aantrekkingskracht, linea recta het bootje instappen. Iemand zou daar eens een applicatie voor moeten ontwikkelen. Dan kon hij, alsof het een boterham was, de harde korsten laten liggen en eten wat hij wel lustte. Samen op de bank, een gemakkelijke film. Zij in joggingbroek, hij in sweater, terwijl de bezorger met twee stomende pizza’s aankwam.
Hij dacht aan Anne-Fleur. Als hij haar nu mee uit vroeg, moest hij dan ook gaan picknicken? Opeens zag hij het voor zich. Hij, in datzelfde overhemd, de boord knellend om zijn nek, een stijve onderrug van het zitten in een onhandige houding, het wegwerpbestek, de goedkope huismerkwijn en bruschetta, waarvan de tomaat op zijn broek knoeide. Hij zag Anne-Fleur in dat gezellige jurkje tegenover hem luid lachend een lok achter haar oor vegen en een spervuur aan vragen op hem afvuren. Waar heb jij zin in? Wat heb jij meegenomen? O, broodjes beenham – écht? Zalmrolletjes in tortilla? Je bent dus geen vegetariër? Eet je nog steeds gluten? Wat doe je naast de studie, wat is je side-hussle? Sport, of heb je een kleine business? Wat zijn je hobby’s – die heb je toch wel?
Aan het einde van de lange straat zag hij het Wiebengacomplex, en, vier huizen verder, studentenhuis ‘Hell’s Kitchen’. Anne-Fleur woonde daar met acht anderen. Was hij hier wel klaar voor? Was er écht geen manier waarop hij deze traptrede over kon slaan?
Hij passeerde de voordeur van Renske Buursma, de dochter van de oom van de zwager van zijn nichtje – maar geen familie – die hij toevallig kende van een bruiloft, waar hij toen aardig met haar had gebabbeld over het post-studerende leven; met name over vastzitten in de telecommunicatie. Ze had het bruidspaar een zelfgebreid fantasiedier cadeau gedaan, waar ze een klein handeltje in had. De knuffels waren van hoge kwaliteit en hadden zo in een winkel gekund – ware het niet dat grote bedrijven soortgelijke knuffels uit de derde wereld verscheepten. Pure economie. Maar, ook al waren haar opbrengsten omgerekend onder het minimumloon, deed ze het niet slecht. Ze had een klein huisje, een lapjeskat en goed gevulde theedoos. Dat mocht hij wel: Renske had nooit rimpels in haar voorhoofd en kon overal om lachen.
Kon hij haar niet even op gaan zoeken? Nee, een half uurtje meer of minder maakte voor het ja-nee-woord van Anne-Fleur niets uit. De liefde liet zich niet haasten. Hij kon het prima uitstellen. En misschien, zo dacht hij, zou zijn latere komst ervoor zorgen dat Anne-Fleur al een biertje achter de kiezen had. Alcohol smeerde gesprekken als olie op kogellagers.
Na een wat verbaasde begroeting verwelkomde Renske hem in een vertrek dat dienst deed als hal, woonkamer, keuken, trappenhuis, wastafel en werkkamer, waarbij alles door elkaar stond; de bollen wol lagen naast het oude televisietoestel, er staken twee naalden in de stoffen armleuning van de bank, de eettafel stond tegen de wenteltrap naar de vide met platliggend matras gedrukt, naast de wasbak van de keuken stond het bekertje met haar tandenborstel. Maar afgezien van dat was het er best comfortabel: het televisietoestel en de bank stonden zo gedraaid dat je perfect met z’n tweeën een film kon kijken.
‘Ik wilde net pizza bestellen,’ zei ze met haar telefoon in de hand. ‘Dus ik heb er eentje bij besteld. Champignon, daar houdt iedereen van. Straks trek ik een blikje olijven open. Als je iets wilt drinken, staan de kopjes in de kast en je weet de koelkast wel te vinden.’
Ze gaf geen blijk van twijfel en praatte met het soort gemak van een vrouw in haar eigen omgeving. Toen de pizzadozen op schoot lagen, knipte ze de pizza door met een schaar. Ze zette het blikje olijven met de vork ernaast. ‘Help yourself.’ Al smakkend keek Lucas naar de film die toch al op stond. Hij zat te genieten: de geknipte pizza, de stilte zonder vragen, het gemak van haar joggingbroek – en dat hij geen film, pizza of toppings hoefde te kiezen.
‘Waarom stond je eigenlijk zo opeens op de stoep?’ vroeg Renske, nadat ze de pizzadozen op de grond hadden gegooid. ‘O, ik weet het al – niets zeggen – het is bijna moederdag, en je hebt een cadeau nodig. Aardig dat je speciaal langs komt, maar dat had je ook gewoon kunnen appen. Geen probleem, dat kan volgende week wel. Noem maar waar ze van houdt, nijlgiraffe, pijlstaartkonijn? De neuseekhoorns zijn uitverkocht, maar daarvoor trek ik met liefde een sprintje.’
‘Wie had het over moederdag?’ zei Lucas. ‘Ik vroeg me gewoon ineens af hoe het met je was. Maar nu we hier zo zitten, denk ik aan hele andere dingen. Als je moederdag een seconde vergeet, dan vertel ik je wat het is.’
De daaropvolgende donderdag bij zijn jaarclub kwam Lucas aanzetten met een fles sterke drank en belangrijk nieuws.
‘Gasten, ik heb een rela,’ zei hij smalend.
De jaarclub reageerde in mix van gejuich en hoongelach.
‘Eindelijk! Is het gelukt? Met Anne-Fleur?’
‘Zeker weten dat het gelukt is,’ zei Lucas.
‘Hadden we het niet voorspeld? H-de-p, man!’ joelden ze.
Lucas maande de jaarclub tot stilte.
‘Een voorspelling, mijn reet! Maar goed, als jullie me twee weken geleden hadden verteld dat ik met Renske Buursma op stok zou zitten, had ik het ook niet geloofd.’
Hoewel de abrupte wending geen enkele logica bevatte, stelde niemand vragen. Zijn clubgenoten vonden het maar niks, maar tenminste hielden ze op hem te plagen. Zijn moeder was al lang blij dat hij eindelijk wat volwassen was. Het was natuurlijk moeilijk om enthousiasme te voelen voor een vreemde wisseling van potentiële partners zoals die van Anne-Fleur naar Renske, maar, hè, zo stootte iedereen elkaar aan, over smaak viel niet te twisten.
Lucas was in ieder geval dolblij dat hij de traptrede daten over had weten te slaan. Hij was ze uiteindelijk toch allemaal te slim af geweest, dacht hij, en zo bleek maar weer, dat hij het altijd al bij het rechte eind had gehad.Op een septemberavond van hetzelfde jaar, pas een maand in de ‘relatie’, hoopte Lucas zoals gewoonlijk op twee lege pizzadozen, een gemakkelijke film en joggingbroeken, maar verraste Renske hem met een jurkje dat bij uitstek gezellig genoemd kon worden, een stijve, trillende glimlach en de vraag of ze niet eens moesten beginnen met écht daten – waarna ze hem prompt bestookte met vragen: waar wilde hij gaan eten, konden ze eens uit dansen gaan, of, nou ja, elkaar wat beter leren kennen. Waar hou je van? Van Mexicaans, Thais of juist Grieks? Heb je zin in een biertje, of in een cocktail, of drink je niet – dat is natuurlijk ook oké? Zeg, heb je niet een leuk overhemd thuis liggen? Een nette broek, dan? Wist je trouwens dat ik vegetariër ben? O – eet je nog steeds gluten?