Op mijn bord ploeg ik het veldje aardappelpuree
tot vruchtbare grond waar ik de zaadjes
van potentiële gespreksonderwerpen in kan strooien
het weer de huidige economische crisis
het nieuwe kapsel van de buurvrouw de politiek
nee misschien toch beter niet de politiek
in de hoop dat ze zullen groeien onze stembanden
zijn zwanger de baby’s doodgeboren het schrapen
van messen op porselein vult de stiltes.
Het eerste wat men tegen me zei toen ik
door de voordeur stapte was: ‘je bent aangekomen.’
ik schep een lepel minder puree op
ik staar zo hard naar het gemarineerde vlees
dat het lijkt alsof het terug leeft, ik fluister binnensmonds:
wil je ruilen?
Het is vandaag kerstmis en Pasen en nieuwjaar
een eeuwige zondag en een eeuwige feestdag
waarop de winkels toe zijn en de straten leeg
en er over niets te praten valt behalve de passage
van tijd: mijn broer is gegroeid omdat hij altijd mooi
zijn puree eet hij torent boven mijn vader uit het gat
dat mijn moeder achterliet is te klein het wringt
rond mijn armen en mijn benen en het snoert me de mond.
De woorden worden weggegooid voor ze de kans krijgen
om te bloeien ik gaf oma en opa een boeket aardappelbloesems
ik vraag me af wie welke erfenis zal krijgen
verdeel de stukken mens en marineer ze
serveer ze aan de stilte in mijn stembanden
buig over hun grafkisten en fluister:
wil je ruilen?