Twaalf verhalen over een huis, twee (bijna-)dertigers en vier seizoenen

312

Lente 1

Anouk Bosch

Louise staat op haar tenen op de bank. Ze doet een poging om een slinger van crêpepapier op te hangen aan een metalen haakje van de plafondlamp. Emmie staat achter haar en blaast lucht in een grote drie van zilverfolie.
                ‘Als je maar niet weer mensen aan een kruisverhoor onderwerpt over Simone de Beauvoir of Rebecca Solnit. Mijn middelbare school-vrienden lezen die dingen niet.’
Emmie stopt met blazen. ‘Sylvia Plath?’
                ‘Ook niet!’
                ‘Dat zouden ze wel moeten doen!’
                ‘Please, hou het bij normale dingen vanavond. Geen filosofie, geen deprimerende schrijvers, geen politiek. Je weet hoeveel stress ik krijg van vrienden mengen.’
                ‘Mean girls?’
                ‘You go, Glen Coco.
Emmie legt de opgeblazen drie op de grond en pakt de nog platte nul van tafel. Ze wriemelt aan het tuutje, het folie knispert zacht. Louise springt van de bank en pakt een nieuwe slinger uit de verpakking. Ze heeft vanmiddag op de valreep nog wat versieringen gekocht. Voor de zoveelste keer deze week was ze, gewapend met een nieuw lijstje, richting het winkelcentrum gefietst. De lucht was warm genoeg om de geuren van bomen en planten te ontdooien, de lente leek eindelijk haar verlegenheid van zich af te schudden, maar Louise kon er niet van genieten. In haar hoofd herhaalde ze eindeloos de dingen die ze uit de winkel nodig had. Ze houdt van lijstjes. Een medicijn tegen de nerveuze sensatie dat alles wankel, schots en scheef is. Het gevoel komt in golven, de laatste maanden. Het verstrakt haar schouders, duwt op haar ribben, knijpt in haar hoofd. En sinds de situatie op werk is het nog erger. Ze heeft orde nodig, duidelijke taken. Houvast. Boodschappen halen. Opruimen. Het huis gezellig maken. Met Emmie praten. Maar dat laatste komt nog wel, na het feestje, ergens.  
                ‘Komt die jongen die lesbiennes “pottenkijkers” noemde ook weer?’ Ze ziet Emmie’s duivelse grijns, het gezicht wat ze heeft als ze zich verheugd om iemand die ze niet mag op de kast te jagen.
Louise fronst. ‘Maxim, ja, ik denk van wel. Hij hoort bij Esmee, ik kan haar moeilijk als enige vragen om haar vriend thuis te laten.’ 
                 ‘Dat hoeft niet, je kunt ook aan al je vriendinnen vragen om hun vriend thuis te laten.’
                ‘En jij vraagt je af waarom mensen zeggen dat wij een stelletje mannenhaters zijn?’
                ‘Wie zegt dat? Die Maxim, zeker?’ Emmie klinkt vrolijk.
                 ‘Wellicht.’
                ‘Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik gek ben op mannen. In alle soorten en maten, alleen precies niet de categorie waar Maxim in valt.’
                ‘En welke categorie is dat?’
                ‘Veel bier, luid praten, een kapsel zo hard als een baksteen. Eigenlijk is vooral dat laatste heel erg, alles wordt vergeeflijker zodra een man zachte krullen heeft.’ Emmie woelt suggestief met haar hand door een denkbeeldige bos haar en glimlacht gelukzalig. Louise schudt haar hoofd.
                ‘Ik zou bijna willen dat je weer over filosofie ging praten.’
                ‘Dit ís filosofie, darling. Wacht, wat doe je?’
                ‘Ik haal de kerstversiering weg.’
                ‘Nee!’
                ‘Em, het is bijna april.’
                ‘Lou, het is de dood van de gezelligheid.’
Louise geeft een harde, definitieve ruk aan het lichtkoord, waardoor het plakband waarmee het vastzat loskomt van het kozijn. Emmie maakt een geschokt hoog geluidje. Louise doet net alsof ze het niet hoort. ‘Ik ga niet ieder jaar deze discussie met jou voeren. Trouwens, over de dood van gezelligheid gesproken: ik hoorde de brievenbus gaan en dacht dat iemand me een verjaardagskaart had gestuurd. Raad eens wat het was?’
                ‘Belastingdienst?’
                ‘Volksgezondheid.  Zo’n testpakket voor HPV.’
                ‘Gefeliciteerd, pretpakket voor de poes.’
                ‘Ha-ha. Ik ben echt als de dood dat ik positief test, hoor.’
                ‘Vast niet. En zo wel: wat dan nog? Denk Lena Dunham. Denk: all adventurous woman do.’

Louise loopt naar de keuken om een nieuw rolletje plakband te zoeken. Ze laat de zucht die ze in de woonkamer tegenhield uit haar mond ontsnappen. Ze benijdt Emmie om haar talent van alles een grap te maken. Ze vraagt zich af hoe haar vriendin gaat reageren op haar nieuws. De HPV-test is niet het enige wat op haar zenuwen drukt. Louise’s gedachten dwalen af naar haar manager, die steeds herhaalt dat hij blij met haar is, maar geen beloftes kan doen. Aan haar collega, die verzuchtte dat ze LinkedIn al aan het afspeuren was, omdat ze – net als Louise – tot de laatste lichting contracten behoort. Er is niemand die het met zoveel woorden tegen haar zegt, en er wordt überhaupt heel geheimzinnig gedaan rondom het woord ‘reorganisatie’ maar Louise voelt de bui al hangen. Last in, first out. Tien maanden geleden was ze nog blij dat ze binnen was, ze herinnert zich het laatste gesprek in haar lange bloemenjurk en half open schoenen, een outfit waar ze lang over na had gedacht, verzorgd, professioneel, vrolijk. En nu wordt het waarschijnlijk alweer tijd om het schip te verlaten. Toegegeven: een deel van haar is opgelucht. Dit was de zoveelste baan die haar een ontheemd gevoel gaf, en nu hoeft ze zelf de knoop niet door te hakken. Maar samen met dat gevoel komt ook de schaamte. Over een paar dagen is ze dertig. Ze heeft geen partner, en straks heeft ze wederom geen werk. Wanneer gaat haar leven lijken op dat van haar vrienden? Rosie, die ze nog kent uit haar eindexamenklas, kan inmiddels de heilige drie-eenheid van man, koophuis en kinderen afvinken. Zijzelf heeft geen van die dingen. Op de nachten dat ze met Emmie op de dansvloer staat kan ze zich ook niet voorstellen dat ze daar echt al klaar voor is, voelt ze zichzelf haast opstijgen als een euforische ballon. Dan lijkt het vooral alsof alles nog mogelijk is. Maar de meeste vrienden die ze kent, hebben een relatie. En zelfs haar happy single vrienden hebben allemaal een baan. Straks is ze weer werkloos, het laatste lijntje wat haar verbind aan vaste grond. Ze weet niet waar ze heen gaat zodra dat draadje wordt doorgeknipt, dwalend, ongebonden, stuurloos. Zo hoort het toch niet te gaan?

Om vijf over half 8 loopt Louise terug de woonkamer in. Emmie heeft alvast een playlist aangezet. Ze heeft braaf de instructies van Louise opgevolgd: playlist één is zorgvuldig door haar gecureerde inloopmuziek, vriendelijk, ontspannen, geschikt om overheen te kletsen. Muziek als een pierenbadje, zodat iedereen eerst rustig kan landen. Louise laat zich op de bank zakken, haar handen op haar middenrif, en blaast hard uit.
                ‘Em, ik heb stress. Waarom vier ik mijn dertigste verjaardag ook alweer?’
                ‘Omdat we blij zijn dat je weer een jaar op deze aardklomp overleefd hebt?’
                ‘Ik haat bezoek krijgen.’
                ‘Daar ben je een beetje laat mee, darling.’ Emmie gooit een zak chips leeg in een schaal en glimlacht meewarig naar Louise.
                ‘Waar zit je mee? Toch niet dat ik echt gemeen ga doen tegen Maxim? Ik beloof dat ik me in zal houden, echt. Ik ben een grote meid. Wil je wijn?’
                ‘Graag.’
Emmie vult twee glazen met een bescheiden bodempje, Louise neemt het gretig aan, na een grote slok veegt ze haar mond af.
                ‘Het leek zo’n leuk idee om het weer eens te vieren. Dertig worden is toch zo’n moment, ofzo. Ik dacht, ik kan het maar beter met een klapper beginnen.’
                ‘En gelijk heb je.’
                ‘Ja. Maar nu…’ Is het raar om je eigen verjaardag af te zeggen? Is een half uur van te voren te kort dag? Louise neemt opnieuw een te grote slok, Emmie schenkt met een begrijpend gezicht het glas wat bij. ‘Ben je bang voor alle verschillende mensen die er komen? Of iedereen het wel gezellig gaat hebben?’
                ‘Daar begint het al mee. Iedereen is zo anders, en je weet hoe bepaalde mensen die ik ken kunnen klitten.’
Emmie trekt een veelbetekenend gezicht. ‘Hee, dit zijn jouw eigen woorden, ik zei nog niks. Maar weet je, of mensen het gezellig hebben op jouw feestje is toch echt hun eigen verantwoordelijkheid.’
                ‘Maar dat is niet het enige.’ Louise zucht en neemt opnieuw een slok van haar wijn, de lichtzure smaak prikt in haar neus. 
                ‘Ik stond net in de keuken en realiseerde me ineens zo sterk dat al die mensen fases van me vertegenwoordigen ofzo. Versies van mezelf die ik ben geweest of had kunnen zijn, of die ik had verwacht te zijn. Mensen van het hardlopen, toen ik dat nog fanatiek deed. Mensen van het jaar dat ik psychologie studeerde. Mensen van de middelbare school. Maar ook bijvoorbeeld Jorinde komt, van toen ik in mijn tussenjaar als barista werkte en nog dacht dat ik in mijn eentje een lange reis naar Zuid-Amerika zou gaan maken, vóór ik Daan ontmoette. En Milo appte ook nog dat hij misschien langs komt. Het bijna acht uur, en alle parallelle levens die ik had kunnen leiden staan elk moment voor de deur en het past allemaal niet bij elkaar. Ik ben bijna dertig en ik ben zoveel niet geworden.’
De bel gaat. Louises hart slaat over. Emmie beweegt zich richting de deur, maar stopt dan met lopen en kijkt over haar schouder naar Louise.
                ‘Geen zorgen, darling. Weet je waarom iedereen vanavond langskomt? Omdat we gaan vieren wat je allemaal wel geworden bent. Het wordt fijn, beloofd.’

Het is elf  uur en iemand heeft playlist drie aangezet. Playlist twee (mild opzwepend en vrolijk) is helemaal overgeslagen, Emmie of iemand anders is gelijk naar de meezingers en guilty pleasures geskipt. Volgens het officiële feestplan is het daar te vroeg voor, maar Louise heeft haar vastomlijnde ideeën voor de avond al een tijdje opgegeven. Ze voelt hoe de wijn in haar wangen is vastgeroest, vlekkerig rood vlamt door de bleke foundation. In de keuken klinkt de muziek gedempt, ze heeft haar zinnen gezet op het afbakken van stokbroodjes met Italiaanse kruiden, de plastic bakjes aioli en kruidenboter staan al klaar, maar het kost haar moeite om zich op de oven te concentreren. De hand op haar schouder is onverwacht.
                ‘Milo! Je laat me schrikken. Ho nee, zo bedoel ik het niet, ik bedoel: zo leuk dat je gekomen bent!’ Ze omhelst de jongen met de schaapachtige grijns die ze de afgelopen jaren zo vaak zag dat hij haast meer bij haar leven was gaan horen dan haar eigen vrienden. Milo, de huisgenoot van Daan, waar ze bordspelletjes mee speelde, boodschappen mee deed, en die regelmatig bij hen rondhing als ze in de woonkamer een film keken of muziek luisterden. Waar ze soms onverwacht fijne en diepe gesprekken mee had, als Daan nog niet thuis of al naar bed was. Het was raar geweest om hem niet uit te nodigen. Maar nu realiseert ze zich dat hem wel uitnodigen misschien ook raar was. Ja, nee, het is zeker raar. Ze weet het nu hij hier in haar keuken staat.
                ‘Echt leuk dat je er bent.’
                ‘Natuurlijk, Lou’s dertigste verjaardag! Zo’n mijlpaal wil ik niet missen.’
Het valt stil, ze gebaart ongemakkelijk naar de oven.
                ‘Ik maak broodjes.’
                ‘Ik zie het. Heb je hulp nodig?’
                ‘Hoezo?’
                ‘Omdat hij wel lucht blaast maar nog op 0 graden staat.’
                ‘Scherp.’ Ze draait aan de knop, de oven begint mokkende geluiden te maken, een teken dat hij opwarmt, ook al klinkt het alsof het ding dat met grote tegenzin doet. Tot haar opluchting heeft Milo zichzelf intussen aan een biertje geholpen, al is het haar onduidelijk of dat uit vertrouwdheid of juist uit ongemak is.
                ‘Hoe is het?’
                ‘Ja, goed. Met jou?’
                ‘Ja ook.’
                ‘Fijn! Werk ook nog steeds goed?’
                ‘Uhu.’ Louise neemt een slok van haar drankje, ze ziet Milo hetzelfde doen. Ze werpt een blik in de oven, wetende dat die pas net op temperatuur begint te komen. Ze begint bakjes met chips bij te vullen die eigenlijk nog vol genoeg zijn. Milo verroert zich niet, wat haar ongemakkelijk maakt. De keuken is al de hele avond haar toevluchtsoord, de plek waar ze heen kan om gastvrouw te spelen. Maar nu er iemand om haar heen blijft hangen, voelt ze pijnlijk duidelijk hoe weinig ze om handen heeft. ‘Sorry hoor. Ik lijk vanavond even helemaal vergeten hoe ik met mensen moet praten.’
Milo lacht vriendelijk. ‘Dat hoort erbij, denk ik.’
                ‘Bij dertig worden? Of bij je verjaardag vieren?’
                ‘Oh. Ik dacht eigenlijk meer bij mensen zien die je al even niet gezien hebt door… omstandigheden.’
                ‘Ah. Omstandigheden.’ De geur van Italiaanse kruiden begint zich door de keuken te verspreiden. Nog even en ze kan de ovenhandschoen aan doen, de bakjes dip op de borrelplank zetten, alles mee de woonkamer in nemen.
                ‘Je krijgt felicitaties van hem.’
                ‘Wat?’
                ‘Voor ik hierheen ging. Hij zei dat ik je moest feliciteren.’
                ‘Oh.’ En dan, na een pauze die voelbaar lang is: ’Aardig.’
                ‘Ja. Ik ga Emmie even gedag zeggen.’

Louise gluurt door een kier van de deur de woonkamer in. De broodjes zijn klaar. De muziek staat te hard voor hoe laat het is, maar het kan haar even niet schelen. Tot haar verbazing staat Rosie, vanavond zonder man of baby, in een hoekje van de kamer te dansen op Dancing Queen met twee vriendinnen uit haar studententijd. Ze had geen idee dat Rosie aan ging van ABBA. Milo staat hard te lachen om een verhaal van Maxim, de hardloopkliek heeft zich volledig naar verwachting in een eigen kringetje verzameld maar lijkt zich goed te amuseren. Emmie zit in het hoekje van de bank geanimeerd met Jorinde te praten, hun knieën raken elkaar lichtjes. Jorinde wijst op een tattoo op haar pols, Emmie strijkt met haar wijsvinger lichtjes over de tekening, Jorinde lacht verlegen. Dan kijkt Emmie op en valt haar oog op Louise. Ze schiet in de lach.
                ‘Darling! Daar ben je! Jongens, we kunnen!’ Emmie springt op en draait het volume van de muziek naar beneden. Ze gebaart wild dat Louise binnen moet komen, raapt de zilveren drie en nul van de grond en begint ermee te dirigeren terwijl ze uit volle borst “Lang zal ze leven” inzet. Esmee neemt de borrelplank van haar over en zet deze op tafel, Emmie grijpt Louise vast en maant haar naar het midden van de kamer. Met een rood hoofd wacht Louise tot het moment voorbij is.
                ‘Jongens, cheers! Op onze liefste Lou-Lou, die mij waarschijnlijk momenteel haat omdat ik haar zo on the spot heb gezet, maar me later dankbaar zal zijn voor deze hartverwarmende herinnering. Lou, we love you. Ik hoop dat je nog 100 jaar leeft, en dat ik elke verjaardag met je mag vieren.’ Louise geeft Emmie een harde zoen op haar hoofd. Iedereen juicht. 
                ‘Emmie, jij sentimenteel wrak.’
                ‘Moet jij zeggen.’
                ‘Heb je het naar je zin darling?’
                ‘Ja!’ zegt Emmie vrolijk, en dan wat zachter: ’Je had me niet verteld dat die Jorinde wél Simone de Beauvoir leest.’