Vuurland leest

Handleiding voor Ontheemden

Robin Block
Robin Block: Handleiding voor Ontheemden

Uitgeverij: Atlas Contact

Dit boek zijn we nu aan het lezen.

Toen de grootouders van Robin Block na de Indonesische onafhankelijkheid naar Nederland kwamen, wachtte hun een kille ontvangst waar geen inburgeringsboekje tegen opgewassen was. Want

In Handleiding voor Ontheemden gaat Robin Block op zoek naar zijn wortels, zoals het omslagbeeld al doet vermoeden: een zwart-witfoto van een waringin, waarvan het wortelstelsel de omvang van de kruin evenaart. Een van die wortels is rood gekleurd – een symbool wellicht, voor de lijn die wij volgen in de bundel. De wortels van Block zijn gespleten, tweeledig: Nederlands en Indonesisch. Beide krijgen aandacht in de bundel, worden tegen elkaar afgezet en gaan zelfs, als de personages Oermoeder (op het laatst krijgt ze haar naam terug: Samina) en Voorvader Tabak, met elkaar in discussie.

Het geheel valt te lezen als een reisverslag, we gaan met ‘nazaat R.’ mee naar Indonesië. Tegelijkertijd duiken we het verleden in. Daarmee doet de bundel qua opzet nogal aan Hogere natuurkunde van Ellen Deckwitz denken. Net als die bundel is Handleiding voor ontheemden ongelofelijk rijk. Rijk aan perspectieven, beelden, (zelf)reflectie, humor, inzicht en gevoeligheid. Het is met 132 pagina’s poëzie ook een tamelijk kloeke bundel, en dat is, voor mij, dan ook gelijk de grootste zwakte van dit werk: door de veelheid aan alles, die mij als lezer overspoelde, kreeg ik steeds minder aandacht voor de poëtische aspecten en kwaliteiten van Blocks schrijven. Het verhaal kwam over, en hoe. Maar de omvang maakte het me onmogelijk het geheel met de intensiteit te ervaren die poëzie past. Allengs had ik steeds sterker het gevoel een page turner te lezen in plaats van consciëntieus gecomponeerde poëzie. Dat vond ik een beetje zonde, want de gedichten zitten heel goed in elkaar.

Hogere natuurkunde is met 80 pagina’s dunner, maar toch had ik daar een beetje hetzelfde bij. Misschien had ik in beide gevallen wel liever een reisverslag gelezen dat iets meer op proza en inlevingsvermogen had geleund, of een dichtbundel die iets verder was gegaan in het abstraheren, die naast het descriptieve vermogen van taal haar performatieve kracht nog iets meer had aangeboord. Maar mooi vond ik het zeker.

Deze bundel kwam voor mij precies op het juiste moment, want net als Robin Block ben ik sinds kort ook op zoek naar de geschiedenis van mijn voorouders, waardoor ik een hoop in zijn gedichten herkende. Het was mooi om met Robin mee op reis te gaan en terug de tijd in te tuimelen. Terug naar zijn grootvader, die ooit een klap van een geweerkolf op zijn oor kreeg en in Nederland de oneven straatnummers moest leren lezen. En dan nog verder, naar zijn Voorvader Tabak en Oermoeder, die commentaar leveren als Robin het graf van Sukarno bezoekt.

Het fijne aan Robins gedichten vind ik dat ze gelijk binnenkomen. Je hoeft er geen poëziekenner voor te zijn om te begrijpen, je stapt zo zijn universum binnen. Wat overigens niet betekent dat zijn gedichten simpel zijn, integendeel. Er zit humor in, er wordt gespeeld met stijl, waardoor de gedichten soms opeens de vorm aannemen van notulen, dan weer van een dialoog.

Eén gedicht sprong er wat mij betreft echt uit. In ‘vacature huishoudster’ laat Robin op tragische wijze zien hoe in het koloniale tijdperk het bestaan van inheemse vrouwen door de bezetter werd uitgewist: ‘Als bekwame nyai verzorg je de optimale achtergrond van een foto. Zo kan het zijn dat je moet doen alsof je zittend een mandje vlecht, aan het afruimen bent tijdens een diner, of welwillend staat tegenover een nachtelijke overeenkomen.’ En dan iets later: ‘Word je weggestuurd of mag je blijven? Niemand die het zeker weet!’ Het zijn zinnen die nog lang blijven nagalmen.

Toen ik de bundel in handen kreeg, dacht ik: wat veel gedichten! Ik was eerlijk gezegd sceptisch en dacht dat er dan wel veel herhaling in Handleiding voor Ontheemden zou zitten. Maar niets bleek minder waar. Wat heb ik een veelzijdige en spannende bundel gelezen over de identiteit van iemand met een multiculturele afkomst. Block wisselt vaak van toon en maakt gebruikt van reeds bestaande teksten, waarbij de lichte bewerkingen van de Djangan Loepah wat mij betreft de hoogtepunten zijn. Deze uitgave van de Federatie Huishoudelijke- en Gezinsvoorlichting staat zo vol van de bizarre uitspraken, dat het gedichten op zich lijken. Hier komt Blocks heerlijke venijn sterk naar voren.

Hoewel sommige gedichten zich in Nederland afspelen, ligt het meeste gewicht voor mij toch wel bij het lyrisch-ik dat voor het eerst Indonesië bezoekt, het land waar een deel van zijn wortels liggen. Je merkt dat hij daar niet helemaal op zijn plek is, alleen al aan het feit dat hij zich dan weer als toerist, dan weer als ‘teruggekeerde’ opstelt. Dat is een treurige conclusie want, zoals het ik vertelt: ‘Ik zoek naar een vorm van bevestiging. Dat ik ook ergens hoor.’ Maar ook in Indonesië wordt hij geconfronteerd met zijn anders-zijn. Toch spreekt uit het laatste gedicht in de bundel een verzoenende toon, alsof de bevestiging dat er geen plek bestaat waar het lyrisch-ik helemaal thuishoort voor een vorm van verlichting zorgt. Een bevredigend einde van een bevredigende bundel.

De bundel bestaat uit teksten in zeer diverse vormen die me het gevoel geven dat ik naar een zorgvuldig samengestelde collage kijk. De gedichten wisselen elkaar in vorm steeds af (vacatures, advertenties, toespraken, “klassieke” gedichten, proza, overlijdensberichten) maar de inhoud verbindt alles onlosmakelijk met elkaar. De teksten lijken zich door de bundel heen te vertakken. Ze wortelen steeds dieper en verder, maar blijven direct met elkaar verbonden waardoor ik als lezer toch steeds de weg kan vinden.

We zien hoe plaats en tijd elkaar vervangen en soms weet ik niet meer uit welk perspectief ik lees, maar de scherpe kern van de bundel maakt deze teksten tot een samenhangend verhaal dat door inhoud wordt voortgebracht.

Een aantal van mijn favoriete regels zijn ‘[…] kwetsbaarheid gaat in centiliters nu, dralen is een taal’ en ‘[…] om mij niet veel later mede te delen / dat we samen naar huis gaan / aan de noordkant van de stad, pal bij de haven, / achter een hek dat moeilijk opent / en gemakkelijk dichtslaat.’ En als laatste: ‘[…] Hier behoeft dus alleen maar het ‘oppervlakkige’ stof van de laatste dagen / weggehaald te worden.’

Soms realiseer ik me hoe weinig ik eigenlijk weet over het Nederlandse koloniale verleden. Dat wordt pijnlijk duidelijk als ik  niet-begrijpend deze gedichten naast elkaar probeer te leggen. Vaak had ik het gevoel context te missen, maar doordat de gedichten met oog voor detail en grote gevoeligheid gebracht worden, kon ik me in de bundel verliezen.

In Handleiding voor Ontheemden neemt Robin Block de lezer mee op reis naar Indonesië. In het gedicht ‘Beraad’, dat bestaat uit de notulen van een vergadering voorgezeten door de zogeheten Oermoeder, blijkt deze reis geen gewone vakantie. Het is de ‘roots-reis van nazaat R’, die het grootste gedeelte van de bundel beslaat.

Wat Block meesterlijk doet is de lezer deelgenoot maken van de dubbelzinnigheid. Zijn eigen identiteit is ambigu – in Nederland noch in Indonesië hoort hij er echt bij – en ook zijn motieven om Indonesië te bezoeken liggen niet vast. Hij vraagt zich af: ‘wat kom ik hier doen? wat dacht ik hier te voelen?’ Later komt hij tot de harde conclusie: ‘Ik ben een lopend pinapparaat / met een voorouderfetisj.’ Om dat vervolgens toch weer te nuanceren. Er is wel degelijk een deel van hem dat in Indonesië thuis is.

Tijdens de zoektocht wordt duidelijk dat de geschiedenis niet passief blijft liggen, klaar om ontdekt te worden. De voorouders van Block laten zich gelden, ze spreken én handelen. Hem rest de nederige taak om zich daartoe te verhouden:

het verleden zeult ons met zich mee,
niet andersom, elke stap is een ontmanteling
zie je hoe precies ik mijn voeten op de loopplank plaats?

In Handleiding voor ontheemden doet Robin Block verslag van zijn Indonesische familie en voorouders, en van de ‘rootsreis’ die hij onderneemt om hen beter te leren kennen. In prozaïsche gedichten laat hij verschillende personages aan bod komen: opa, oma, Oermoeder, Voorvader Tabak, allerhande tantes. Zelf voelt hij zich een wisselkind: ‘Zie mij eens mijn best doen om hier thuis te zijn. Ik zing de dankjewels / met mijn kopstem. Kijk niemand in de ogen als ik groet. Ik heb een batikshirt / dat schouderklopjes krijgt. […].’ Het hoofd van een school waar hij op bezoek is merkt droogjes op: ‘Dus je bent een lucky man. Rijke toerist.’

Ik begin met hoge verwachtingen aan deze bundel en die komen eigenlijk allemaal uit. Block dicht soepel, zonder al te veel pretenties. De gedichten zijn uitnodigend en warm. Ik hoef er niet te lang op te kauwen, en dat vind ik in dit geval fijn, want, alsof het een roman is, wil ik graag weten hoe het verder gaat. Wil ik, net als Block, al die mensen en dat onbekende én vertrouwde land meer verkennen, wil ik het volgende gedicht, en het volgende, en het volgende.

Block heeft weinig woorden nodig om zijn mensen te schetsen: ‘opa is een scherpschutter, / de vloek van elke kermiskraam’, of: ‘Saraswati rookt als Saraswati, / met de morsecode voor ongeduld: // twee korte halen in / dan dat eindeloze uitblazen.’ Over een oom schrijft hij: ‘de topi plet ooms natte lokken, alsof hij / zijn hoofd in een te krappe taartvorm heeft gestoken’. Het lexicon achterin de bundel, waarin de Indische termen uit de gedichten worden verklaard, vind ik fijn, het heen en weer bladeren maakt me nog meer deelgenoot van alle ervaringen.

Wat ik een meesterlijke zet vind, is het opnemen van fragmenten uit de Djangan Loepah en uit een uitgave die Aan onze repatrieerende landgenoten heet – inburgeringsboekjes voor ‘repatrianten’ uit het midden van de twintigste eeuw. Het laat een andere wereld zien, die ook nog pijnlijk dichtbij is. Block legt in zijn gedichten een geschiedenis bloot die levend is, die nog telkens herdacht en herinnerd moet worden. Zijn gedichten worden soms fel: ‘wat weet een schoolboek / van overleven?’ schrijft hij, en: ‘ook woede is een vorm van archiveren’.

De gedichten (je kunt er ook verhalen in lezen, ik vind deze bundel een beproefde combinatie van poëzie en proza) waarin Block beschrijft hoe hij bij zijn familie over de drempel stapt en hun stamboom onderzoekt vind ik prachtig. En hoe de voorouders zich er dan mee gaan bemoeien: ontroerend, grappig, en tegelijkertijd literair niet minder interessant. Ik kan me deze bundel ook goed als toneeltekst voorstellen, met de personages en de dichter zelf als stemmen en rollen op een podium. Block voerde een aantal jaar geleden een performance op, Manual for the Displaced, met poëzie, muziek en persoonlijke verhalen over dezelfde familie en reis. Kan die wellicht in reprise?

Het begint erop te lijken dat alle Vuurland-boeken me diep raken (al kan het ook zijn dat ik de laatste maanden steeds gevoeliger geworden ben, dat sluit ik niet uit, ha.). Ook Handleiding voor Ontheemden heeft mij (net als de andere boeken) meegevoerd, me laten voelen dat er zoveel waardevolle (soms pijnlijk grappige) verhalen op deze wereld zijn die verteld, gelezen, en gedeeld, moeten worden.

Handleiding voor Ontheemden van Robin Block vertelt (op een uiterst talige manier) het verhaal van de koloniale geschiedenis van Indonesië, zonder dat het met vingers wijst of draalt richting slachtofferschap. (Niet dat slachtofferschap in deze context slecht zou zijn!) Dit boek biedt de lezer de kans om mee te krijgen hoe het voelt om op te groeien tussen verschillende geschiedenissen en nationaliteiten. Block geeft dit vorm met de nodige humor, wat ik onwijs knap vind. Zulke pijnlijke, verdrietige verhalen vertellen met luchtigheid, dat kan niet iedereen.

Wat me het meest is bijgebleven zijn de gesprekken tussen de verschillende personages, de oermoeder uit Indonesië, de voorouder uit Europa, de schrijver die zich er precies tussenin begeeft. Een krachtige manier om de discrepantie tussen de verschillende culturen neer te zetten, letterlijk een stem te geven.