De eerste keer dat ik To Kill a Mockingbird las, voelde als een avontuur. Ik was vijftien en begon de wereld van literatuur op eigen houtje te ontdekken, zonder invloed van ouders of school, maar met een heleboel hulp van het internet. Op websites als Goodreads en in YouTube-filmpjes werd ik overspoeld met boeken van schrijvers uit streken waar ik nooit was geweest, over thema’s waar ik weinig tot niets van afwist. Een van de boeken die me op elke ‘boeken die je moet hebben gelezen’-lijst werd aangeraden, was To Kill a Mockingbird.
De klassieker van Harper Lee speelt zich af in Maycomb, een fictief stadje in Alabama, tijdens de jaren dertig. Het leven van de jonge Scout, een stoer, koppig meisje, scheen me in eerste instantie jaloersmakend idyllisch toe. Lee creëerde in het boek een sfeer waardoor ik, hoewel ik nog geen voet buiten Europa had gezet, mezelf moeiteloos in Maycomb waande. Samen met Scout en haar oudere broer, Jem, nam ik deel aan avonturen, bespiedde ik de andere, eigenzinnige dorpsbewoners en voelde ik de onwrikbare kalmte van hun vader, Atticus. De scène waarin Scout zich verkleedt als een ham voor een schooltoneelstuk, is een van de zeldzame boekpassages die me hardop heeft laten lachen. Alles in die wereld kon ik voelen, proeven, ruiken. Naast het plattelandsideaal van Maycomb leken de identieke, sfeerloze nieuwbouwhuizen in mijn wijk en hun anonieme bewoners nog saaier dan ze al waren.
Maar To Kill a Mockingbird is verre van een idylle. In een Amerika waar segregatie en racisme de normale gang van zaken zijn, houdt het beeld van een ideale jeugd geen stand. Atticus is advocaat en raakt betrokken bij een rechtszaak waarin een zwarte man, Tom Robinson, vals beschuldigd wordt van het seksueel misbruiken van een witte vrouw. Het verhaal is gebaseerd op echte gebeurtenissen; een zaak die zich afspeelde in een dorp vlakbij de plek waar schrijfster Harper Lee is opgegroeid.
Termen als ‘segregatie’ en ‘slavernij’ moest ik kennen voor geschiedenistoetsen. Ik moest ze kunnen uitleggen, koppelen aan jaartallen en locaties, en in een historisch perspectief plaatsen. Maar ze werden gepresenteerd als zaken die ver weg, lang geleden waren gebeurd; niet iets wat nog speelde in onze eigen tijd, laat staan onze eigen school. Er zat een zekere afstand tussen mij en racisme. Het was iets dat ik moest bestuderen, zoals de elemententabel en Franse woordvervoegingen; niet iets om mezelf mee te confronteren of over te bevragen. To Kill a Mockingbird was de eerste roman die ik las waarin racisme een centraal thema was dat bij de personages iets teweeg bracht. Achteraf schrik ik ervan dat dat zo lang heeft geduurd.
De roman veranderde mijn visie op ongelijkheid. Van iets abstracts dat ik van een afstandje moest veroordelen, werd het iets concreets, emotioneels en complex. Een enorm bevoorrechte positie – voor talloze mensen is racisme elke dag onvermijdelijk concreet en emotioneel. Ik had het idee dat To Kill a Mockingbird me aanspoorde om in elk geval te proberen me voor te stellen hoe het moet zijn, als dat je realiteit is. Om niet alleen naar racisme te kijken vanuit een veilig, afstandelijk, historisch perspectief, maar als iets waar mensen door geraakt worden op talloze manieren.
Acht jaar later kwam het boek aan bod tijdens een vak op de universiteit. Ik was enthousiast; al een tijd wilde ik het opnieuw lezen, om te kijken of de positieve herinneringen die ik eraan had, nog steeds terecht waren. In eerste instantie waren ze dat ook. Wederom voelde ik tederheid voor Scout, die regelmatig kritiek kreeg van haar tante omdat ze niet ‘damesachtig’ genoeg was, maar rondrende in een vieze spijkerbroek. Wederom verlangde ik naar een oudere broer als Jem, die zijn zusje met evenveel liefde plaagde als beschermde. En meer dan de vorige keer dacht ik de nuances te begrijpen, de onuitgesproken woorden tussen de volwassenen, de sociale context waarin het verhaal zich afspeelde.
Toen ik besloot het afsluitende essay voor dat vak over To Kill a Mockingbird te schrijven, werd ik geconfronteerd met de beperkingen van mijn eigen visie. In mijn zoektocht naar informatieve bronnen, stuitte ik op teksten van wetenschappers die veel kritischer waren op het boek dan ik had verwacht. Met name een artikel van Naa Baako Ako-Adjei, waarin ze ervoor pleitte dat To Kill a Mockingbird uit schoolcurricula moet worden gehaald, zette me aan het denken. Ako-Adjei is kritisch op de rol die Atticus krijgt als ‘white saviour’, omdat hij, ondanks grote druk om zich terug te trekken uit de rechtszaak, toch besluit Tom Robinson te verdedigen. Decennialang werd hij gezien als een held; zelfs op rechtenfaculteiten gold hij als het schoolvoorbeeld van rechtvaardigheid. Hadden andere advocaten in de jaren dertig anders gehandeld dan Atticus? Misschien wel, en dan was Atticus’ positie inderdaad een uitzondering geweest. Toch merkt Ako-Adjei in haar artikel terecht op dat hij uiteindelijk ‘gewoon’ zijn werk doet. Iedereen heeft recht op juridische verdediging, daar zou niks uitzonderlijks aan moeten zijn. Maar als een fictieve, witte advocaat zich simpelweg aan de grondwet houdt met betrekking tot een zwarte cliënt, wordt hij daarvoor meer dan een halve eeuw op een voetstuk gezet.
Door het artikel van Ako-Adjei voelde ik me ongemakkelijk, op de meest waardevolle manier. Halverwege een literatuurstudie waarbij tijdens elk vak een aantal colleges werden besteed aan racisme, post-kolonialisme en auteurs van kleur, waande ik mezelf geïnformeerd. Ik had het idee dat ik al behoorlijk wat tijd had besteed aan het confronteren van mijn eigen blinde vlekken en dat ik beter was geworden in het herkennen van de oneindige hoeveelheid manieren waarop racisme in onze maatschappij verweven is. Dat ik de verheerlijking van Atticus over het hoofd had gezien, terwijl die na het lezen van Ako-Adjei’s artikel zo overduidelijk was, was een behoorlijke wake-up call. Klaarblijkelijk zag ik de uitingen en consequenties van ongelijkheid toch niet zo scherp als ik graag wilde geloven. Niet alleen veranderde het idyllische beeld dat ik had van Atticus en To Kill a Mockingbird, maar vooral het beeld dat ik had van mezelf.