ik herken mezelf met regelmaat in nieuwe en oudere vormen
de oudste vorm ben ik kort geleden tegengekomen, toen dit huis verlaten werd en mijn oma de helft van haar lichaam achterliet, besloot ze haar eigendommen af te staan
ik kreeg van haar een lidcactus, een oude plant die deze plek al voor mij bewoonde. daarmee delen we herinneringen, ik hoop dat de plant ook van de kamers droomt, dat we ons beiden herkennen in het oude leven.
de plant is door mijn overgrootouders grootgebracht, de ontmoeting tussen mij en de plant is er daardoor een die ouder is dan ikzelf. zijn bladeren vormen een fysieke verbinding door tijd en ruimte, hebben een leven voor het mijne gekend – mijn grootouders, hun dagelijkse leven, de geur van brood op zaterdagochtend, hun ouders, hun honden, geheimen die werden verteld van moeder op dochter, de kwekers, de dagen, hun stemmen in het donker.
een lidcactus groeit vanaf zijn geboorte met de zon mee
de takken zoeken naar de lichte plekken in een kamer, stemmen op het avondrood af
ook het donker krijgt daarmee een plek in de dag
ook ik weet me tot licht en ruimte te verhouden
ik ken de plekken waar de kozijnen in het avondlicht de muren raken
ik weet waar het donker het dichtst bij me kan komen
in de dagen na mijn vaders overlijden tekenen schaduwen zich scherper af
de lichte plekken van een kamer kunnen de lichte plekken van een kindertijd vormen
het zoeken naar deze plekken in een nieuw huis
maakt de dagen korter
maakt mijn weke plekken zachter
zet mijn gemis dagelijks vaster
mijn oma waarschuwt me de plant niet te verplaatsen, niet te draaien als de knoppen in de takken zitten de knoppen begrijpen de verandering van licht niet, ze breken van schrik hun eigen nek als ze te snel aan de nieuwe lichtval willen wennen
daarmee lijken we eenzelfde taal te spreken, ons beiden naar het licht te gedragen, te vergroeien met de kamers waar we zijn grootgebracht
we vertrouwen erop dat het licht niet zal veranderen
wortelen gebeurt niet voor niets in vaste aarde