The Catcher in the Rye verraste me. Er zijn nog foto’s van de eerste keer dat ik het boek lees, toen in de Nederlandse vertaling. Ik zit opgevouwen in een stoel naar de bladzijdes te turen, met een geconcentreerde frons en een fluorescerend-groene bril waarvan mijn ouders me zo’n honderd keer hebben verzekerd dat hij écht wel heel cool stond. Elf jaar oud, en voor het eerst las ik Echte Literatuur. Nu geloof ik dat over het concept ‘Echte Literatuur’ nogal te twisten valt, maar toen voelde het alsof ik een wereld binnentrad waar ik eerder niet had mogen komen.
Vooral de manier waarop Salinger dialogen schreef, was overrompelend. Hij brak de spelling- en grammaticaregels, gebruikte hetzelfde woord meerdere keren in plaats van krampachtig naar synoniemen te zoeken, cursiveerde erop los maar altijd op precies de juiste plaatsen Ik wist niet dat je zo kon schrijven. Ik wist niet dat je zo mócht schrijven en dat je dan ook nog geprezen werd voor je unieke stijl. Voor een kind dat het doodseng vond om zich niet aan de regels te houden, was dat besef monumentaal.
Maar vooral de thema’s die Salinger via Holden aansneed, voelden als een verademing. In de ‘meidenboeken’ die me door juffen en boekverkopers werden aangeraden, hadden de personages het over onzekerheid, menstruatie, bh’s en tongzoenen. Nou vond ik die onderwerpen niet per se oninteressant, maar nadat vijf vrijwel identieke boeken me hadden verteld dat je ‘rustig rondjes moet draaien met je tong’, was ik er wel een beetje klaar mee. Ik vond het frustrerend dat ik me als meisje blijkbaar alleen maar met dat soort zaken bezig hoorde te houden. Dat mijn gedachten over niks anders zouden gaan dan knappe jongens en hoe ik eruit zag. Het benauwde me.
Bij Holden voelde ik me serieus genomen. Ja, ook hij was onzeker over zijn uiterlijk en ook hij vond het spannend om op date te gaan. Maar tegelijkertijd dacht hij na over hoe onze maatschappij in elkaar zit en waarom kansen zo ongelijk verdeeld zijn en wat de eenden doen als het water in hun vijver bevriest. Net als ik kon hij op veel van deze vragen geen antwoord geven, maar dat vond ik niet erg. Het was al fijn dat er iemand met me meedacht.
Eén passage is met in het bijzonder bijgebleven. Aan het einde van het boek, als Holden doelloos door New York struint, koopt hij een plaat met daarop het liedje Little Shirley Beans. Het is een cadeau voor zijn zusje, Phoebe, bijna het enige personage in het hele boek aan wie de zestienjarige Holden geen hekel heeft. Maar voor hij het aan haar kan geven, laat hij de LP vallen op straat. De plaat breekt, Holden raapt de stukken op en bewaart ze in zijn zak.
Volgens literaire analyses staat de plaat symbool voor het verlies van Holdens jeugd, maar voor mij betekende die scène iets heel anders. In die gebroken plaat zag ik voor het eerst dat het soms, ondanks de beste intenties, niet lukt. Juist de mensen om wie we het meeste geven en voor wie we alles zouden doen, zijn degene die we onvermijdelijk ooit teleurstellen of kwetsen. Nog steeds vind ik dat idee verschrikkelijk. Het liefst zou ik altijd de perfecte dochter, vriendin en huisgenoot zijn. Nooit kortaf reageren, nooit vergeten de kleffe etensresten uit het gootsteenputje te halen, nooit een steek laten vallen. En elke keer dat ik lees hoe Holdens plaat aan duigen valt, voelt het weer alsof ik daar zelf sta, met lege handen en de beste bedoelingen.
Maar bij het herlezen valt me iets op: Holden geeft Phoebe alsnog de kapotte plaat. Ze neemt de scherven dankbaar aan en legt ze in haar nachtkastje, “om te bewaren”, zonder haar broer iets te verwijten. Holden is bepaald geen lieverdje: hij is onverantwoordelijk, wordt meermaals van school getrapt en liegt over van alles. Maar Phoebe is, net zoals ik, bereid hem te vergeven voor zijn fouten. Waarschijnlijk omdat we voelen dat zijn intenties, ondanks alles, goed en oprecht zijn. Wederom een monumentale les, ook dertien jaar later.
Dat Holden een jongen was, heeft me lang dwarsgezeten. Niet omdat ik het vervelend vond om mezelf te herkennen in een mannelijk personage, maar omdat ik ernaar verlangde om diezelfde herkenning ook te vinden in vrouwelijke personages. In The Catcher in the Rye zijn de meeste vrouwen oppervlakkige, onsympathieke figuren, die er enkel naar streven om goedgeklede huismoeders te worden van rijke zakenmannen. Nooit peinsden zij over hoe de maatschappij in elkaar zat; als makke lammetjes gingen ze erin mee. Ik snakte naar een boek over een meisje dat zich niet alleen bezighield met de fysieke aspecten van haar groei naar volwassenheid, maar ook met de wereld waarin dat opgroeien gebeurde. Een wereld waarin ongelijkheid op basis van gender, sociale klasse en kleur een onvermijdelijke realiteit is.
Als rijke, witte jongeman krijgt Holden uitgebreid de tijd om hierbij stil te staan, maar altijd van een afstand. Zelden hoeft hij het zelf te ervaren. Ook dat perspectief hoort bij de ongelijkheid in onze wereld. Maar het gebrek aan andere perspectieven vond ik kwalijk. Hoe moeilijk kan het zijn, vroeg ik me af, om ook over meisjes te schrijven als complexe volwassenen-in-wording, vol lagen en nuanceringen? In de jaren daarop leerde ik dat mijn frustratie een symptoom is van een veel breder probleem: Waarom mag iemand als Holden bestaan als een volwaardig personage en worden vrouwen, armen en mensen van kleur gereduceerd tot stereotypes en tropes? Zij komen voor uitdagingen te staan waar Holden nooit mee te maken zal hebben, maar veel lezers wel. Verdienen zij het niet ook om hun eigen levenservaringen gespiegeld te zien in literatuur op een realistische, herkenbare manier?
Holden was er voor mij op het moment dat ik hem nodig had. Zijn verhaal zal ik daarom blijven koesteren. Maar voor de pubers van nu wens ik dat zij, ongeacht hun afkomst of achtergrond, allemaal personages vinden die dezelfde kenmerken, ervaringen en zorgen hebben als zij; en bij wie ze zich, bovenal, begrepen voelen.