I. afbraak
prorail zegt: bij onvoldoende kwartsloze ballast
kan er een moment ontstaan waarop cruciaal onderhoudswerk
niet meer uitgevoerd kan worden. geen zwarte koffie,
geen gele hesjes. geen playmobilhanden waarin gewillig
stopborden worden geklikt. de waarheid is brokkelen.
de korst van de wond wordt om stipt zes uur ‘s ochtends
van de huid gekrabd. tijdelijke overlast is waarschijnlijk.
II. sedimentatie
prorail zegt: de jongen weet niet dat er iets bestaat als blijven.
ik vertel hem dat alles een dunne sealing kan krijgen, hij
met hb-potlood een paraaf kan zetten; de kleinste versie
van een naam is ook een naam, kan uitgesproken worden
en in die klank kun je wonen – schone sprei, verloren tand.
na de piep spreekt hij voicemails in zonder iets te zeggen.
zijn duim zoekt naar de rode knop, bescheiden rugzak.
buiten zonder sleutels. sleutels nooit gekregen.
vuurwerk afsteken om iets te horen bulderen.
III. metamorfose
prorail zegt: alles wat blauw is wordt uitgesloten.
als er lapis lazuli op het spoor zou liggen bleef er niets
meer over. en blauw doet teveel denken aan diepzee,
aan kamers waarin de overgang naar de nacht tegen de muren
breekt als porseleinen borden waarvan niet gegeten wordt,
alleen gekruimeld. er moet hard op het gesteente gedrukt
worden, er mag heus iets uit de kom – een schoudergewricht,
een pols. geen diepzee. alles moet heet en veel en hard
omlaag, maar geen diepzee. toch schijnen er fotoforen
als zwaailichten in zijn gezicht.
IV. smeltpunt
prorail zegt: kwartsloze ballast is essentieel voor stabiliteit,
het dempen van trillingen en overtollig regenwater.
vanuit zijn kamer meegenomen: plastic zak vol ijsblokken
zo groot als kermisknuffels. in zijn wieg lag geen bergkristal
slechts de richting van een gewezen vinger en een stem
die hem naar het einde van de wereld stuurt. ik vertel hem
dat treinen geen water splijten. hij twijfelt nog.
V. stolling
het slotakkoord blijft hangen, een ostinato van een lantaarnvis
op het droge maar niemand kijkt naar het happige gespartel,
de open mond. alsof er niets gebeurd is, kondigt de ochtend zich aan.
alsof er nooit meer iets zal gebeuren, vanaf nu de armen over
elkaar geslagen. in de zak van zijn trainingsvest omklemt hij een steen.
hij weet: aan het eind van de cyclus kan het iets anders zijn.
misschien wel een veer. misschien wel een hond.